Le présent trois groupes

Le présent trois groupes
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le présent trois groupes

Slide 1 - Tekstslide

Présent

Slide 2 - Tekstslide

Le présent
Hoe maak je de présent van een werkwoord op -er?
A
stam van het ww + e, es, e, ons, ez, ent
B
hele ww + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw

Slide 3 - Quizvraag

Le présent
Hoe maak je de présent van een werkwoord op -ir?
A
stam van het ww + is, is, it, issons, issez, issent
B
hele ww + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw

Slide 4 - Quizvraag

Le présent
Hoe maak je de présent van een werkwoord op -re?
A
stam van het ww + e, es, e, ons, ez,ent
B
hele ww + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
stam van het ww + s, s, x, ons, ez,ent

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de présent?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
toekomende tijd

Slide 6 - Quizvraag

WW -er présent :
Welke vorm is juist?
A
je marchis
B
je regardis
C
tu marche
D
tu regardes

Slide 7 - Quizvraag

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en

Slide 8 - Quizvraag

WW -er présent :
Welke vorm is juist?
A
il travailles
B
elle habitent
C
tu aimes
D
nous regardez

Slide 9 - Quizvraag

-s, -s, -t , -issons, -issez, -issent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de juiste uitgangen van de regelmatige ww. op IR (présent)
A
is, is, it, issons, issez, issent
B
is, is, is, ons, ez, ent
C
is, it, it, isons, isez, isent
D
is, it, it, issons, issez, ont

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de juiste uitgangen van de regelmatige ww. op RE (présent)
A
s, s, e, ons, ez, ent
B
s, s, t, ons, ez, ent
C
s,s, - , ons, ez, ent
D
s, s, -, ons, ez, ont

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vorm je een regelmatig ww op -er in de présent
A
- er + uitgangen
B
heel ww + uitgangen

Slide 13 - Quizvraag

WW -ir présent :
Welke vorm is juist?
A
il choisit
B
nous choisissent
C
vous choisit
D
ils choississez

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de juiste uitgangen présent bij ww. op ER
A
e, e, es, ons, ez, ont
B
e, es, e, ons, ez, ent
C
e, e, e, ons, es, ent
D
e, es, es, ons, ez, ont

Slide 15 - Quizvraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
1. elles (choisir)

Slide 16 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
2. Marc (finir)

Slide 17 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
3. ils (parler)

Slide 18 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
4. nous (entrer)

Slide 19 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
5. tu (aimer)

Slide 20 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -er en -ir
6. nous (finir)

Slide 21 - Open vraag

Regelmatig ww op -re.

Nous ___ nos vêtements
A
vend
B
vends
C
vendent
D
vendons

Slide 22 - Quizvraag

C. Grammaire - de ww op -re
7. ils (répondre)

Slide 23 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -re
10. je (entendre)

Slide 24 - Open vraag

C. Grammaire - de ww op -re
11. il (attendre)

Slide 25 - Open vraag