3. Na één jaar is het spaartegoed: € 2.300 x 1,005 = € 2311,50
Na twee jaar is het spaartegoed = € 2.300 x 1,005 x 1,005 = € 2.323,06
Slide 20 - Tekstslide
Vraag 12: Als de spaarrente lager is dan de inflatie, dan wordt je spaargeld meer waard.
A
Juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
3-3 Geld lenen kost geld!
Redenen om te lenen
Kredietkosten
Soorten leningen
Koop op afbetaling
Slide 22 - Tekstslide
Vraag 13: Welke van de onderstaande is geen leenmotief
A
Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
B
Je wilt een duurzaam consumptiegoed kopen
C
Je hebt onverwacht dringend geld nodig
D
Geld lenen voor rente; extra inkomsten
Slide 23 - Quizvraag
Vraag 14: Wat zijn kredietkosten?
A
de kosten van de rente
B
de kosten van een lening
C
de kosten die je betaalt voor een betaalrekening
D
creditcard kosten
Slide 24 - Quizvraag
Vraag 15:
timer
0:40
Je doet 24 maanden over het afbetalen van de lening
Elke maand betaal je € 2.100,- voor de lening.
Een ander woord voor een lening
We lenen € 10.000, en we moeten in totaal € 11.000 terugbetalen. € 1.000 betalen we dus méér terug.
Looptijd
Termijnbedrag
Krediet
Kredietkosten
Slide 25 - Sleepvraag
Vraag 16: Je leent €2.000 en het heeft een looptijd van 2 jaar. Wat zijn de kredietkosten?
Slide 26 - Open vraag
Berekening
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet
Termijnbedrag = € 115
Aantal termijnen = 2 jaar = 24 maanden
Krediet = €2.000
€ 115 x 24 maanden - €2.000 = € 760
Slide 27 - Tekstslide
Vraag 17:
timer
1:00
Hypothecaire lening
Doorlopend krediet
Persoonlijke lening
Koop op afbetaling
Lening voor de koop van een huis
Je mag het bedrag dat je hebt afgelost, weer opnieuw opnemen.
Je betaalt het geleende bedrag in vaste termijn terug.
Je koopt iets bij een webwinkel
Slide 28 - Sleepvraag
H3-4 Nog meer bankzaken?
Rol van de bank bij vraag en aanbod van geld
Beleggen
Vreemde valuta's
Van Euro naar vreemde valuta en andersom
Slide 29 - Tekstslide
Vraag 18
timer
2:00
Gezinnen leveren arbeid aan bedrijven
Gezinnen sparen bij de bank
Banken lenen geld aan bedrijven
Bedrijven betalen rente aan de bank
Banken betalen rente over spaargeld aan gezinnen
Bedrijven betalen loon aan gezinnen
Slide 30 - Sleepvraag
Vraag 19: Vul hieronder de voor en nadelen van sparen en beleggen in
Sparen
Beleggen
Voordeel:
Nadeel:
timer
1:00
Je krijgt Rente
De rente is laag
Je kunt jouw geld verliezen
Je belegging kan meer waard worden
Slide 31 - Sleepvraag
Vraag 20: Wat is de Eurozone?
A
Europa zonder Engeland
B
Europa zonder Brexit
C
Een gebied waar je met Euro's kunt betalen
D
Een gebied waar je juist niet met Euro's kunt betalen
Slide 32 - Quizvraag
Vraag 21: De ...... geeft aan hoeveel één euro waard is in de vreemde valuta.
A
valuta
B
euro
C
wisselkoers
D
provisie
Slide 33 - Quizvraag
Vraag 22: Als je vreemd geld koopt, reken je met de verkoopkoers
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Vraag 23: Saskia gaat op vakantie naar Londen. Zij wilt graag € 350 omwisselen naar Britse Ponden. De koers is 1€ is 0,65 Britse Pond. Hoeveel Britse Ponden krijgt Rihab als zij € 350 omwisselt naar Britse Ponden?
timer
1:00
Slide 35 - Open vraag
Berekening
Bedrag vreemd geld = bedrag in euro's x aankoopkoers
bedrag in euro's = € 350
aankoopkoers = 0,65
€ 350 x 0,65 = 227,50 Britse Ponden
Slide 36 - Tekstslide
Vraag 24: Je koopt 500 kronen. Hoeveel euro kost je dat?
timer
1:00
Slide 37 - Open vraag
Berekening
Aankoop of verkoop?
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : aankoopkoers
Bedrag in vreemd geld = 500 kronen
Aankoopkoers = 7,39
500 : 7,39 = € 67,66
Slide 38 - Tekstslide
Vraag 25: Je wisselt bij de bank 500 Turkse lira's in. Hoeveel euro krijg je daarvoor?
timer
1:00
Slide 39 - Open vraag
Berekening
Aankoop of verkoop?
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : verkoopkoers
Bedrag in vreemd geld = 500 Turkse lira's
Aankoopkoers = 2,82
500 : 2,82 = € 177,30
Slide 40 - Tekstslide
Over welk onderwerp willen jullie nog extra uitleg?
Slide 41 - Open vraag
Aan de slag!
Wat: Maak de oefentoets
Hoe: Individueel
Tijd: 40 minuten
Resultaat: Je weet alle leerdoelen van H3 en je kunt deze beantwoorden.
Klaar: Controleer of je alle leerdoelen kunt beantwoorden. Maak een samenvatting of ga leren voor de toets van morgen.