§2 Verbanden tussen zinnen

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp;
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp;

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 6 - Formuleren
1. Huiswerkcheck
2. Herhalingsvragen
3. Lesdoelen
4. Uitleg
5. Oefenen
6. Zelfstandig werken
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Bepreken huiswerk
opdracht 1 t/m 4 en 6 
(blz. 230-231)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 5 - Quizvraag

Nederland wordt in het noorden en westen begrensd door de Noordzee. Het heeft dus aan twee kanten een natuurlijke grens.
A
juist begrensd
B
onjuist begrensd

Slide 6 - Quizvraag

Wat klopt er niet?

Slide 7 - Open vraag

Wat klopt er niet?

Slide 8 - Open vraag

  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.
  • Je hebt de leerstof uit §1 van formuleren herhaald.
Lesdoelen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 11 - Tekstslide

Verbanden tussen zinnen
Er zijn bepaalde signaalwoorden die altijd bij een bepaald verband horen - blz. 232

opsomming: ook, bovendien, en
tegenstelling: maar, echter
tijdsverloop/(chronologie): eerst, toen, eens, vroeger, nu
oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
reden: omdat, want, namelijk
voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals
voorwaarde: indien, tenzij, wanneer
conclusie/samenvatting: dus, samengevat, daarom

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 14 - Open vraag

Het zonnetje scheen, maar het was nog steeds koud.
Signaalwoord =

Slide 15 - Open vraag

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 16 - Open vraag

Signaalwoord?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 17 - Open vraag

Verband?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 18 - Open vraag

Signaalwoord?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 19 - Open vraag

Verband?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 20 - Open vraag

Signaalwoord?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 21 - Open vraag

Verband?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 22 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat:
Maken: opdracht 1 t/m 4 (blz. 232-233)
Verminderde opdrachten 2,3 en 4
Nakijken + verbeteren
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift
Hulp:
De 4 B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd:
Tot de laatste vijf minuten van deze les
Klaar:
Kiezen uit:
- Lezen in je leesboek 
- Samenvatting maken van §1 en/of 2
- Maken opdracht 5
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.
  • Je hebt de leerstof uit §1 van formuleren herhaald.
Lesdoelen

Slide 24 - Tekstslide