Wat neem je mee?
Pen, potlood, geodriehoek, passer en rekenmachine
Wat moet je kennen voor de toets?:
* Je kunt in een rechthoekige driehoek de rechthoekszijden en de schuine zijde benoemen (6.1)
* Je kunt de schuine zijde berekenen als de twee rechthoekszijden bekend zijn (6.2)
* Je kunt een rechthoekszijde berekenen als de twee andere zijden bekend zijn (6.2)
* Je kunt met een berekening onderzoeken of een driehoek rechthoekig is (6.2)
* Je kunt de stelling van Pythagoras toepassen in praktische situaties (6.3)
* Je kunt de lengte van een diagonaal op een kubus of een balk berekenen (6.3)
* Je kunt een doorsnede tekenen (6.4)
* Je kunt een doorsnede van een balk of een kubus op ware grootte tekenen (6.4)