l'adjectif

l'adjectif
Est-ce que tu sais où tu mets l'adjectif et dans quelle forme???
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

l'adjectif
Est-ce que tu sais où tu mets l'adjectif et dans quelle forme???

Slide 1 - Tekstslide

Mon frère adore les ....... (bleu / pantalon). Aujourd 'hui, il porte un pantalon de Hilfiger.

Slide 2 - Open vraag

Comment tu trouves ma .......... (nouveau / jupe)?

Slide 3 - Open vraag

Est-ce que tu connais ces .......... (fille / petit)

Slide 4 - Open vraag

Mon père porte une ...... (cravate / long / vert)

Slide 5 - Open vraag

Ma soeur est une .................. (intelligent / fille)

Slide 6 - Open vraag

Je pense que le vert, c'est une ..... (couleur / joli)

Slide 7 - Open vraag

Ma grand-mère est une .... (dame / vieux)

Slide 8 - Open vraag

Oh là là, c'est une ...... (dangereux / situation)

Slide 9 - Open vraag

J'adore la ...... (italien / cuisine)

Slide 10 - Open vraag

Est-ce que tu penses que Marie et Anne sont des ..... (gentil / fille)

Slide 11 - Open vraag

Regarde cette robe. Est-ce que tu aimes les ..... (blanc / robe)?

Slide 12 - Open vraag

Mes soeurs sont des ..... (sportif / fille)

Slide 13 - Open vraag

Qui sait la réponse? Il y a trois .... (bon / réponse)

Slide 14 - Open vraag

Est-ce que tu as vu ce film? J'adore les ...... (film / espagnol)

Slide 15 - Open vraag

Regarde cette boutique! J'adore ces ...... (parisien / petit / boutique)

Slide 16 - Open vraag

J'ai fait un voyage de trois jours. Normalement je fais de ..... (voyage / long)

Slide 17 - Open vraag

Mon père parle souvent de sa ..... (heureux / jeunesse)

Slide 18 - Open vraag

Comment tu trouves mes ..... (chaussure / blanc)

Slide 19 - Open vraag

Ma tante est une .... (femme / beau)

Slide 20 - Open vraag

Est-ce que tu connais ces .... (garçon / beau)

Slide 21 - Open vraag

C'est fini!
je moet dus echt goed uit je hoofd weten:
  • dat het bijvoeglijk naamwoord in principe achter het zn staat
  • welke bijvoeglijk naamwoorden voor het zn staan
  • hoe en wanneer je de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aanpast 
  • welke bijvoeglijk naamwoorden afwijkende vormen hebben

Slide 22 - Tekstslide