Extra les inclusie 4F

Welkom

Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Diversiteitsweek

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht

  • We lezen de tekst
  • Streep in de tekst de kernzinnen aan
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

De kern
  1. Het goede nieuws: het is mogelijk om je eigen vooroordelen te herkennen vóór je handelt.
  2. Misschien is dat (dat logisch denken ons leven bepaalt) niet zo sterk het geval als we zouden willen.
  3. Hoe duidelijker het verschil (tussen ons en de ander), des te waarschijnlijker dat vooroordelen ons denken, beslissingen en handelen beïnvloeden.
  4. We hebben dus allemaal onbewuste vooroordelen, maar daar zijn we ons nauwelijks van bewust.

Slide 4 - Tekstslide

De kern
6. x 
7. x de meeste mensen kiezen niet de logische verklaring. 
8. Als we met bovenstaand raadsel worden geconfronteerd, staan onze onbewuste vooroordelen in de weg van ons vermogen om logisch na te denken.
9. Alles wat het (om vooroordelen los te laten) kost, is een beetje oefenen.
10. Neem de tijd om mensen te leren kennen die anders dan jou zijn; als je mensen eenmaal beter kent, lijkt je mening over hen meer op de werkelijkheid.

Slide 5 - Tekstslide

Iedereen is anders

Aan de buitenkant ... en 
aan de binnenkant...


Dat maakt ons uniek en bijzonder!

Slide 6 - Tekstslide

Weet jij wat autisme is?

Slide 7 - Tekstslide

Autisme komt voor over de hele wereld.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Autisme komt door de opvoeding.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Autisme gaat over als je ouder wordt.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Mensen met autisme kunnen sommige dingen beter dan anderen.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt autisme meten en dus uitrekenen hoeveel autisme iemand heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Mensen met autisme hebben allemaal dezelfde problemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Het woord ‘autisme’ komt van het Griekse woord ‘autos’.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

We zijn allemaal anders
  • Stel je voor hoe het is om iemand anders te zijn
  • Neem de tijd om iemand te begrijpen
  • Probeer elkaar te helpen en te accepteren
  • Ontdek wat iemand anders goed kan




Slide 16 - Tekstslide

autisme zit aan de binnenkant

Slide 17 - Tekstslide

Bij kinderen met autisme

werken de hersenen op een andere manier

- ONTVANGEN
- VERWERKEN = denken
- VERSTUREN = doen


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

wie is dit?

Slide 20 - Tekstslide

Dit is...


Koning Willem Alexander

Slide 21 - Tekstslide

Kinderen met autisme
  • kunnen soms heel erg goed horen

  • zien soms heel kleine dingetjes

  • voelen dingen wel eens anders dan jij

  • vinden het fijn als dingen voorspelbaar zijn




Slide 22 - Tekstslide

Door autisme wordt soms moeilijker
  • Omgaan met andere mensen

  • Soepel zijn in denken en doen

  • Boodschappen overbrengen (= communicatie)

  • Alles kost heel veel energie






Slide 23 - Tekstslide

Kinderen met autisme

  • doen activiteiten misschien op een andere manier dan jij
  • hebben soms een andere fantasie
  • vinden samen doen soms moeilijk 
  • werken soms liever alleen
  •  houden soms van andere activiteiten





Slide 24 - Tekstslide

Voor Lara geldt

  • Betrouwbaar, goede ideeën, goede planner, fijne samenwerking
  • Belangrijk om taken goed te verdelen
  • Veel prikkels: koptelefoon, buiten de les werken, eind van de dag lessen niet hoeven volgen, kwt zelf indelen, voorin zitten
  • Fijn als je af en toe contact met haar maakt

Slide 25 - Tekstslide

Bekende personen
  • Einstein

  • Mozart

  • Van Gogh
Ken jij nog iemand?

Slide 26 - Tekstslide

vragen?

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht

  • Bekijk paragraaf 5: signaal- en functiewoorden
  • Lees de tekst 
  • Streep de kernzinnen aan
  • Omcirkel de signaalwoorden
  • Benoem de functies van de alinea's 

Slide 28 - Tekstslide