H4, Grammatica, meewerkend voorwerp

Welkom 2MAVO

10 minuten stil lezen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2MAVO

10 minuten stil lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
- het meewerkend voorwerp in een zin vinden
- de manier om het meewerkend voorwerp te vinden toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- pv/ow/wg/lv herhalen met quizvragen
- opdracht 1 meewerkend voorwerp maken
- quizvragen over mv maken


Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm in de volgende zin is:

Deze bakker rijdt al jaren met zijn 'bakbus'.
A
Deze bakker
B
rijdt
C
al jaren
D
met zijn 'bakbus'.

Slide 4 - Quizvraag

Het onderwerp in de volgende zin is:

Deze bakker rijdt al jaren met zijn 'bakbus'.
A
Deze bakker
B
rijdt
C
al jaren
D
met zijn 'bakbus'.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
.
Het werkwoordelijk gezegde
Het wedstrijdschema
wordt
door de handbaltrainer
op Facebook
gezet.

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 7 - Sleepvraag

PV =
 
OW =

WG =

LV = 
1. Het lek in het garagedak kon de loodgieter niet vinden.

Slide 8 - Tekstslide

PV =
 
OW =

WG =

LV = 

Wat blijft over?
2. Geeft de ijscoman aan iedere klant een extra bolletje ijs?

Slide 9 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig aan deze zinsdelen?

Slide 10 - Open vraag

Opdracht 1 Meewerkend voorwerp

Wat?    Maak opdracht 1 in tweetallen
Tijd?      5 minuten
Hulp?    Steek je hand op, dan kom ik helpen.

Slide 11 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
- geeft aan voor wie iets bestemd is
- begint het mv met aan? Dan hoort aan bij het mv.
- begint het mv met aan? Dan moet je het ook kunnen weglaten.
- er staat max. 1 mv in een zin, maar niet elke zin heeft een mv.

Aan wie/ voor wie + wg + ow + lv = mv

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het mv in de zin:
Dit jaar wil Cheng een valentijnskaart aan Kirsten sturen.
A
Cheng
B
een valentijnskaart
C
aan Kirsten
D
Kirsten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het mv in de zin:
Jelle gaf bij de bosloop aan voorbijgangers een high five.
A
gaf
B
Jelle
C
een high five
D
aan voorbijgangers

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het mw in de zin:
Een toerist vroeg mij de weg naar het Paleis op de Dam.
A
de weg naar het Paleis op de Dam
B
mij
C
de weg
D
Een toerist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het mv in de zin:
Alle leerlingen hingen aan de ringen tijdens de gymles.
A
Alle leerlingen
B
tijdens de gymles
C
aan de ringen
D
er is geen mv

Slide 16 - Quizvraag

Aan het eind van deze les
Kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
Kun je de manier om het mv te vinden toepassen:

Doelen behaald? We controleren het met de laatste 2 vragen!

Slide 17 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen:

Slide 18 - Open vraag

Ik kan nu het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Aan het werk!
Maak nu opdracht 2 t/m 5 van paragraaf 6 (Meewerkend voorwerp)

Slide 20 - Tekstslide