Grammatica HS1 HS3

Welkom TH2H!
Wat heb je nodig?    Je lesboek, een pen en je telefoon                                                                (leg je telefoon omgedraaid op tafel)
Wat ga je doen?         Schrijf op het memoblaadje:
                                           op welke manier je pv, ow, wg en lv vindt.
                                           Plak het memoblaadje op het rechterbord.
Klaar?                              Pak je leesboek en ga rustig even lezen.
Tijd?                                 10 minuten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom TH2H!
Wat heb je nodig?    Je lesboek, een pen en je telefoon                                                                (leg je telefoon omgedraaid op tafel)
Wat ga je doen?         Schrijf op het memoblaadje:
                                           op welke manier je pv, ow, wg en lv vindt.
                                           Plak het memoblaadje op het rechterbord.
Klaar?                              Pak je leesboek en ga rustig even lezen.
Tijd?                                 10 minuten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
- het meewerkend voorwerp in een zin vinden
- de manier om het meewerkend voorwerp te vinden toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- entreetickets bespreken
- pv/ow/wg/lv herhalen met quizvragen
- startopdracht meewerkend voorwerp maken + bespreken
- quizvragen over mv maken


Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm in de volgende zin is:

Deze bakker rijdt al jaren met zijn 'bakbus'.
A
Deze bakker
B
rijdt
C
al jaren
D
met zijn 'bakbus'.

Slide 4 - Quizvraag

Het onderwerp in de volgende zin is:

Deze bakker rijdt al jaren met zijn 'bakbus'.
A
Deze bakker
B
rijdt
C
al jaren
D
met zijn 'bakbus'.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
.
Het werkwoordelijk gezegde
Het wedstrijdschema
wordt
door de handbaltrainer
op Facebook
gezet.

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 7 - Sleepvraag

PV =
 
OW =

WG =

LV = 
1. Het lek in het garagedak kon de loodgieter niet vinden.

Slide 8 - Tekstslide

PV =
 
OW =

WG =

LV = 

Wat blijft over?
2. Geeft de ijscoman aan iedere klant een extra bolletje ijs?

Slide 9 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig aan deze zinsdelen?

Slide 10 - Open vraag

Startopdracht H4 MV
Wat?    Maak zelfstandig de startopdracht op blz. 112
Klaar?  Bespreek je antwoorden met je buurman/-vrouw, wat                       valt jullie op?
Tijd?      5 minuten
Hulp?    Steek je vinger op, dan kom ik helpen.

Slide 11 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
- geeft aan voor wie iets bestemd is
- begint het mv met aan? Dan hoort aan bij het mv.
- begint het mv met aan? Dan moet je het ook kunnen weglaten.
- er staat max. 1 mv in een zin, maar niet elke zin heeft een mv.

Aan wie/ voor wie + wg + ow + lv = mv

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het mv in de zin:
Dit jaar wil Cheng een valentijnskaart aan Kirsten sturen.
A
Cheng
B
een valentijnskaart
C
aan Kirsten
D
Kirsten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het mv in de zin:
Jelle gaf bij de bosloop aan voorbijgangers een high five.
A
gaf
B
Jelle
C
een high five
D
aan voorbijgangers

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het mw in de zin:
Een toerist vroeg mij de weg naar het Paleis op de Dam.
A
de weg naar het Paleis op de Dam
B
mij
C
de weg
D
Een toerist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het mv in de zin:
Alle leerlingen hingen aan de ringen tijdens de gymles.
A
Alle leerlingen
B
tijdens de gymles
C
aan de ringen
D
er is geen mv

Slide 16 - Quizvraag

Aan het eind van deze les
Kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
Kun je de manier om het mv te vinden toepassen:

Doelen behaald? We controleren het met de laatste 2 vragen!

Slide 17 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen:

Slide 18 - Open vraag

Ik kan nu het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll