In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Adjectives & Adverbs
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je over de Engels woordvolgorde?
Slide 2 - Open vraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Slide 3 - Open vraag
Wat is een bijwoord?
Slide 4 - Open vraag
Doel
Aan het eind van de les weet je het verschil tussen een adjective en adverb en weet je waar je deze in de zin moet plaatsen.
Slide 5 - Tekstslide
Adjectives
Adjectives (bijvoeglijk naamwoorden) zeggen iets over een noun (zelfstandig naamwoord).
The pretty dress.
He is nice.
Ze staan voor het znw waar ze iets over zeggen of na ww zoals is, look, seem, appear.
Slide 6 - Tekstslide
Adverb (1)
Adverbs (bijwoorden) zeggen iets over hoe (vaak) iets gebeurd.
Bijwoorden van tijd staan over het algemeen voor het hoofdwerkwoord maar na is.
They are usually on time.
She never misses class.
Slide 7 - Tekstslide
Adverb (2)
Alle andere bijwoorden staan over het algemeen na het hoofdwerkwoord. Je maakt de meeste bijwoorden door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten.
She sings beautifully.
I went to a very bad concert last weekend.
Slide 8 - Tekstslide
Kies tussen een adverb of een adjective: 1. She looks ...
A
amazing
B
amazingly
Slide 9 - Quizvraag
2. They are ... talented.
A
incredible
B
incredibly
Slide 10 - Quizvraag
3. The test was ... hard.
A
very
B
verily
Slide 11 - Quizvraag
4. The ... car.
A
fast
B
fastly
Slide 12 - Quizvraag
5. The car moved ...
A
fast
B
fastly
Slide 13 - Quizvraag
Zet het adverb of adjective op de juiste plek. Schrijf de hele zin over. 1. He is wearing a blouse. (new)
Slide 14 - Open vraag
2. We are on time. (usually)
Slide 15 - Open vraag
3. I watched a horror film by myself. (never)
Slide 16 - Open vraag
4. She sang. (good - incredible)
Slide 17 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een adjective en een adverb?
Slide 18 - Open vraag
Wat is de plaats van een adjective? En van een adverb?
Slide 19 - Open vraag
Zijn er nog vragen?
Slide 20 - Open vraag
Taak
Maak de opdrachten van Theme 3I in je boek.
Maak de oefentoets in je online boek. (Test Yourself)
Leren voor de toets van volgende week (Theme 3). Denk aan StudyGo, Slim Stampen, oefenopdrachten.