1B1 - 14 feb
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke twee uitspraken zijn juist?
A
De Grieken geloofden in één god.
B
De Grieken geloofden dat ze na hun dood naar de hemel gingen.
C
Griekse goden leefden voor eeuwig.
D
Griekse goden konden beslissen over het leven van de mensen.
Slide 4 - Quizvraag
De Griekse goden vormden één grote familie
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
De Griekse Goden zagen er uit als mensen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wat was NIET kenmerkend voor de Griekse goden?
A
Ze hadden geen emoties
B
Ze waren onsterfelijk
C
Ze konden boos worden
D
Ze hadden bovennatuurlijke krachten
Slide 7 - Quizvraag
Een Orakel is een....
A
Gebouw waar je goden kunt vereren
B
Gebouw waar je de goden om advies kunt vragen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is juist?
De Grieken gingen naar een orakel voor.......................
De Grieken gingen naar een orakel voor.......................
A
bescherming
B
raad
C
voedsel
D
genezing
Slide 9 - Quizvraag
Het beroemdste orakel stond in
A
Delphi
B
Olympia
C
Athene
D
Sparta
Slide 10 - Quizvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 11 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 12 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 13 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Geneeskunde - Welke onderzoeker?
A
Aristoteles
B
Hippocrates
C
Herodotus
D
Socrates
Slide 16 - Quizvraag
Geneeskunde - Wat bracht hij voor nieuws?
Slide 17 - Open vraag
Geschiedenis - Welke onderzoeker?
A
Hippocrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus
Slide 18 - Quizvraag
Geschiedenis - Wat bracht hij voor nieuws?
Slide 19 - Open vraag
Filosofie - Welke onderzoeker?
A
Socrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus
Slide 20 - Quizvraag
Filosofie - Wat bracht hij voor nieuws?
