Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd
Slide 5 - Tekstslide
Alles wat met het besturen van een land of stad te maken heeft noemen we...
A
Politiek
B
Polis
C
Poleis
D
Monarchie
Slide 6 - Quizvraag
Bij welke bestuursvorm mag het volk meebeslissen?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie
Slide 7 - Quizvraag
Bij welke bestuursvorm is er één iemand die alle macht heeft?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie
Slide 8 - Quizvraag
Bij welke bestuursvorm is er een klein groepje die de macht heeft?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert
Slide 10 - Quizvraag
Waarom was Griekenland verdeeld in verschillende poleis?
A
De Grieken voerden veel oorlogen met elkaar.
B
De verschillende poleis spraken andere talen.
C
Het landschap zorgde ervoor dat communicatie lastig was.
D
De Grieken konden dan beter handelen.
Slide 11 - Quizvraag
De Grieken stichtten koloniën. Waarom deden ze dat?
Slide 12 - Open vraag
Rondom welke zee hadden de Grieken hun kolonies?
A
De Noordzee
B
De Oostzee
C
De Middellandse Zee
D
De Baltische Zee
Slide 13 - Quizvraag
In de oudheid stichtten de Grieken kolonies langs de kusten van de Middellandse en de Zwarte Zee. Gaan de volgende zinnen over een OORZAAK of een GEVOLG van deze kolonisatie?
1 De Grieken werden beïnvloed door andere volken. 2 De Griekse boeren konden onvoldoende voedsel produceren. 3 De Griekse bevolking groeide. 4 De Griekse handel groeide.
A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een gevolg voor het ontstaan van kolonies voor Hellas?
A
Verspreiding Griekse taal over groot gebied
B
Honger in de poleis
C
Overbevolking in de poleis
D
Te weinig voedsel
Slide 15 - Quizvraag
De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het DOEL van het schervengericht?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
Slide 19 - Tekstslide
Perzische Oorlogen
Oorzaak
Gevolg
Peloponnessische Oorlogen
Oorzaak
Gevolg
TERUGBLIK
Perzen verslagen
Griekse stadstaten verzwakt
Griekse poleis worden onderdrukt door de Perzen
Grote verschillen Sparta en Athene
Slide 20 - Sleepvraag
Wanneer waren de Perzische oorlogen?
A
490-479 v C
B
492-480 v C
C
431-404 v C
D
479-490 v C
Slide 21 - Quizvraag
Wie won de Perzische oorlogen?
A
De Grieken
B
De Romeinen
C
De Perzen
D
De Macedoniërs
Slide 22 - Quizvraag
Wat is er zo bijzonder aan de Perzische oorlogen?
A
Alle Grieken werken samen tegen Perzië
B
De Grieken hadden na de oorlog één groot rijk.
C
Sparta en Athene gingen tegen elkaar vechten.
D
Athene verloor na de oorlog haar democratie.
Slide 23 - Quizvraag
De Peloponnesische oorlog was tussen:
A
500 - 450
B
334 - 323
C
431 - 404
D
404 - 431
Slide 24 - Quizvraag
De Peloponnesische oorlog was een oorlog tussen de Grieken.
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quizvraag
Peloponnesische oorlog (431-404 v.Chr.)
A
Een minderheid Grieken verslaat een groot Perzisch leger
B
De Perzische vloot werd verslagen
C
Het Perzische landleger werd verslagen
D
De oorlog tussen Athena en Sparta
Slide 26 - Quizvraag
In Sparta hadden ze een:
A
Democratie
B
Tirannie
C
Aristocratie
D
Monarchie
Slide 27 - Quizvraag
Welke past niet bij Sparta?
A
Heloten
B
Messenië
C
Oorlog
D
Democratie
Slide 28 - Quizvraag
Welke stad had het sterkste leger?
A
Athene
B
Sparta
Slide 29 - Quizvraag
Koning(en)
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 30 - Quizvraag
Volksvergadering
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 31 - Quizvraag
Koning(en)
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 32 - Quizvraag
Kiesrecht voor vrouwen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 33 - Quizvraag
Kiesrecht voor alle mannen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 34 - Quizvraag
Raad van ouderen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet
Slide 35 - Quizvraag
I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet. II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist,
stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist
Slide 36 - Quizvraag
4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen
Slide 37 - Tekstslide
Hoe heet het gebouw waarin de Grieken hun goden vereeren?
A
Kerk
B
Tempel
C
Huis van God
D
Moskee
Slide 38 - Quizvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 39 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 40 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 41 - Sleepvraag
Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch
Slide 42 - Sleepvraag
4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.4 De Grieken en hun nieuwe manier van denken
Slide 43 - Tekstslide
Geneeskunde - Welke onderzoeker?
A
Aristoteles
B
Hippocrates
C
Herodotus
D
Socrates
Slide 44 - Quizvraag
Geschiedenis - Welke onderzoeker?
A
Hippocrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus
Slide 45 - Quizvraag
Hoe heten de Grieken die opzoek gingen naar wijsheid?
A
Filosofen
B
Wetenschappers
Slide 46 - Quizvraag
Filosofie - Welke onderzoeker?
A
Socrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus
Slide 47 - Quizvraag
Waar waren deze filosofen en wetenschappers goed in? Sleep de onderdelen naar de juiste persoon.
Plato
Hippocrates
Aristoteles
Pythagoras
Eratosthenes
politiek
geneeskunde
natuurkunde
wiskunde
aardrijkskunde
Slide 48 - Sleepvraag
Zoek de fouten
In deze tekening staan 11 dingen die daar niet thuishoren. Sleep de rondjes naar de fouten