Hoofdstuk 8 - paragraaf 3

Hoofdstuk 8
Paragraaf 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8
Paragraaf 3

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 1
a. Waarschijnlijk wanneer hij door een probleem aan zijn voeten niet meer kan dansen.

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 1
a. Waarschijnlijk wanneer hij door een probleem aan zijn voeten niet meer kan dansen.
b. Haar benen waren belangrijk voor haar carrière. Een ongeval waarbij haar benen betrokken zouden zijn zou betekenen dat ze haar carrière niet meer uit kan oefenen, dit leidt tot financiële schade.

Slide 3 - Tekstslide

Opgave 2
Welk woord moet worden ingevuld?
A
inboedelverzekering
B
scooterverzekering
C
opstalverzekering
D
aansprakelijkheids-verzekering

Slide 4 - Quizvraag

Opgave 3
Immateriële schade = alle psychische, emotionele of geestelijke schade als gevolg van een ongeval

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 4
Welke verzekering moeten ze nemen?
A
Aansprakelijkheids-verzekering
B
Inboedelverzekering
C
Opstalverzekering
D
Levensverzekering

Slide 6 - Quizvraag

ImmateriëleSchade
Materiële schade
Polis
Premie
Verzekerde
Verzekeringsagent
Verzekeringsmaatschappij
Voorwaarden

Slide 7 - Sleepvraag

Opgave 6
a. Opstalverzekering

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 6
a. Opstalverzekering
b. De waarde van de woning (zonder de inboedel!!)


Slide 9 - Tekstslide

Opgave 6
a. Opstalverzekering
b. De waarde van de woning (zonder de inboedel!!)
c. 185.000 / 1.000 * (0,60+0,15) = € 138,75


Slide 10 - Tekstslide

Opgave 6
a. Opstalverzekering
b. De waarde van de woning (zonder de inboedel!!)
c. 185.000 / 1.000 * (0,60+0,15) = € 138,75
d. Als de waarde van het huis hoger is, moet er bij schade meer worden uitgekeerd. Dat betekent dat je dus een groter risico loopt, dit moet tot uitdrukking komen in een hogere premie.

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 7
Wie is de verzekerde?
A
De verzekeringsmaatschappij
B
De klant die de verzekering neemt

Slide 12 - Quizvraag

Opgave 8
a. Omdat de verzekeringsmaatschappij ook kosten maakt (lonen, gebouw, computers) die betaald moeten worden. Een deel van de premie is dus voor kostendekking.

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 8
a. Omdat de verzekeringsmaatschappij ook kosten maakt (lonen, gebouw, computers) die betaald moeten worden. Een deel van de premie is dus voor kostendekking.
b. Dan moet de verzekering veel uitbetalen (uitkeren), daarom zullen de inkomsten (premies) ook moeten stijgen.


Slide 14 - Tekstslide

Opgave 8
a. Omdat de verzekeringsmaatschappij ook kosten maakt (lonen, gebouw, computers) die betaald moeten worden. Een deel van de premie is dus voor kostendekking.
b. Dan moet de verzekering veel uitbetalen (uitkeren), daarom zullen de inkomsten (premies) ook moeten stijgen.
c. Er zijn meerdere redenen:
- alle scooterrijders kennen elkaar natuurlijk niet, dus hoe breng je ze bij elkaar?
- hoe zorg je ervoor dat deze werkwijze te vertrouwen is?
- hoe zorg je ervoor dat er risicospreiding is?


Slide 15 - Tekstslide

Opgave 9a
A
€ 0
B
€ 500
C
€ 600

Slide 16 - Quizvraag

Opgave 9b
b. Hij betaalt 12 maanden premie. Maar ook de ziektekosten moet hij zelf betalen (in verband met het eigen risico van € 600)

12 x 85 + 500 = € 1.520

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 9c
A
€ 0
B
€ 200
C
€ 1.200
D
€ 1.400

Slide 18 - Quizvraag

Opgave 10
a. Stap 1: premie inclusief poliskosten --> € 800 + € 5 = € 805
    Stap 2: assurantiebelasting -->  € 805 : 100 x 121 = € 974,50

Slide 19 - Tekstslide

Opgave 10
a. Stap 1: premie inclusief poliskosten --> € 800 + € 5 = € 805
    Stap 2: assurantiebelasting -->  € 805 : 100 x 121 = € 974,50

Slide 20 - Tekstslide

Opgave 10
a. Stap 1: premie inclusief poliskosten --> € 800 + € 5 = € 805
    Stap 2: assurantiebelasting -->  € 805 : 100 x 121 = € 974,50
b. Door de schade zakt Sjaak 3 schalen, hij gaat naar schaal 3.
(€ 1.400 + € 5) :100 x 121 = € 1.700,05

Slide 21 - Tekstslide

Opgave 10
a. Stap 1: premie inclusief poliskosten --> € 800 + € 5 = € 805
    Stap 2: assurantiebelasting -->  € 805 : 100 x 121 = € 974,50
b. Door de schade zakt Sjaak 3 schalen, hij gaat naar schaal 3.
(€ 1.400 + € 5) :100 x 121 = € 1.700,05
c. Als hij niet zou hebben geclaimd, zou hij naar schaal 7 zijn gegaan (met een grotere korting). Nu is hij teruggezakt naar een lagere korting en het duurt langer voor hij weer op het oude kortingsniveau zit.


Slide 22 - Tekstslide

Opgave 10
a. Stap 1: premie inclusief poliskosten --> € 800 + € 5 = € 805
    Stap 2: assurantiebelasting -->  € 805 : 100 x 121 = € 974,50
b. Door de schade zakt Sjaak 3 schalen, hij gaat naar schaal 3.
(€ 1.400 + € 5) :100 x 121 = € 1.700,05
c. Als hij niet zou hebben geclaimd, zou hij naar schaal 7 zijn gegaan (met een grotere korting). Nu is hij teruggezakt naar een lagere korting en het duurt langer voor hij weer op het oude kortingsniveau zit.
d. slaan we over, dit specifieke onderdeel vragen we ook niet in de toets.
e. Omdat het mislopen van de korting een groter bedrag is dan de schade.

Slide 23 - Tekstslide