Stap 1: Stel de vraag: Wie of wat is iets of voert iets uit?
Stap 2: Is het onderwerp mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: Heb ik een woord van de der-Gruppe of ein-Gruppe nodig?
Stap 4: Kies het juiste lidwoord of bezittelijke voornaamwoord.