elektriciteit: vermogen en energie

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zit 19 slide, met tekstslide.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vermogen
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt. 
De eenheid is watt (W).

Slide 2 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat hangt af van:

• de spanning waarop het apparaat werkt;
• de stroomsterkte die door het apparaat loopt.

Slide 3 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Op het lampje van een zaklamp staat: 2,2 V en 50 mA.
Hoe groot is het vermogen van dit lampje als het op de juiste spanning wordt aangesloten?

Slide 5 - Tekstslide

Op het lampje van een zaklamp staat: 2,2 V en 50 mA.
Hoe groot is het vermogen van dit lampje als het op de juiste spanning wordt aangesloten?

Slide 6 - Tekstslide

aan de slag 
opgaven 3 t/m 7

van 1.3

Slide 7 - Tekstslide

a Hoe groot is de stroomsterkte die stroommeter 1 aangeeft?

 

b Hoe groot is de stroomsterkte die stroommeter 3 aangeeft?

c Bereken het vermogen van de twee lampen samen.


Slide 8 - Tekstslide

Vermogen

Slide 9 - Tekstslide

huiswerk
opgaven 7

Slide 10 - Tekstslide

Door welke twee grootheden wordt het vermogen van een elektrisch apparaat bepaald?

Slide 11 - Tekstslide

Door welke twee grootheden wordt het vermogen van een elektrisch apparaat bepaald?
• de spanning waarop het apparaat werkt
• de stroomsterkte die door het apparaat loopt

Slide 12 - Tekstslide

een oud model kWh-meter
een digitale kWh-meter

Slide 13 - Tekstslide

Energieverbruik
  • Het energieverbruik door een apparaat hangt af van het vermogen van het apparaat, maar ook van de tijd dat het apparaat aan staat. 

  • energieverbruik = vermogen × tijd

  • De eenheid van energieverbruik is kWh. Je schrijft dit voluit: kilowattuur.


Slide 14 - Tekstslide

eenheden energieverbruik

Joule (J) kan ook uitgedrukt worden in kilowattuur (kWh):
1 kWh = 1 kW x 1 h = 1000 W x 3600 s = 3 600 000 J


Slide 15 - Tekstslide

Totale energieverbruik
  • combinatie van vermogen en tijd
  • De lager het vermogen de lager het energieverbruik
  • De hoger het vermogen de hoger het energieverbruik

Slide 16 - Tekstslide

Energieverbruik
Energieverbruik hangt af van het Vermogen van een apparaat en de Tijd dat het apparaat aanstaat: 
Energieverbruik (kWh) = Vermogen (W) x Tijd (h)

Energiekosten reken je uit met je Energieverbruik en de prijs voor één kWh:
Energiekosten (€) = Energieverbruik (kWh) x prijs voor 1 kWh (€)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

aan de slag
maken opgaven 
2- 8 t/m 14

Slide 19 - Tekstslide