2TL Grammatica zinsdelen: §4 Samengestelde zinnen & §6 Meewerkend voorwerp

Welkom 2A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Kom zitten volgens de plattegrond.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Kom zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Dagopening
- Presentiecontrole 
- Huiswerkcontrole
- Doelen doornemen
- Nakijken §4 Samengestelde zinnen
- Uitleg en oefening §6 Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.
- Ik kan voegwoorden herkennen.
- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Laat zien dat je 
§4 Samengestelde zinnen, blz. 204-205
gemaakt hebt.

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken §4 Samengestelde zinnen
- Werk met een andere kleur pen, potlood of stift.
- Controleer je antwoorden.
- Zet een krul bij wat goed is.
- Verbeter wat je nog niet goed had.
- Stel vragen over dingen die je moeilijk vindt.

Slide 5 - Tekstslide

§6 Meewerkend voorwerp
- In zinnen met een lijdend voorwerp (lv) kán een meewerkend voorwerp (mv)
   voorkomen.
- Het mv geeft aan voor wie/wat iets is of aan wie/wat iets gegeven of verteld 
   wordt.
- Het mv kán beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet. 
- Als het er niet mee begint, kun je aan of voor er vaak wel voor zetten.
- Als het er wel mee begint, kun je aan of voor vaak weglaten. 
- Soms moet je dan iets aan de woordvolgorde veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

§6 Meewerkend voorwerp
Zo vind je het meewerkend voorwerp:
1. Benoem de pv.
2. Verdeel de zin in zinsdelen.
3. Benoem het ow.
4. Benoem het wg.
5. Benoem het lv.
6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?
     Het antwoord is het mv.

Slide 7 - Tekstslide

§6 Meewerkend voorwerp
>> Monica heeft haar moeder een bos chrysanten gegeven.
1. pv = heeft
2. Monica / heeft / haar moeder / een bos chrysanten / gegeven.
3. ow = Monica
4. wg = heeft gegeven
5. lv = een bos bloemen
6. Aan wie/wat heeft Monica een bos bloemen gegeven?
     mv = haar moeder

Slide 8 - Tekstslide

§6 Meewerkend voorwerp
>> Gistermorgen zette Iris een kop koffie voor de docent Frans.
1. pv = zette
2. Gistermorgen / zette / Iris / een kop koffie / voor de docent Frans.
3. ow = Iris
4. wg = zette
5. lv = een kop koffie
6. Voor wie/wat zette Iris een kop koffie?
     mv = voor de docent Frans

Slide 9 - Tekstslide

§6 Meewerkend voorwerp
Houd altijd deze volgorde aan!
1. Benoem de pv.
2. Verdeel de zin in zinsdelen.
3. Benoem het ow.
4. Benoem het wg.
5. Benoem het lv.
6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?
     Het antwoord is het mv.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het mv?

Lucian stelde een moeilijke vraag aan zijn mentor.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het mv?

In de pauze koopt Lisanne broodjes voor Lola en Eva.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het mv?

Michel vertelt zijn broertje graag spannende verhalen.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het mv?

Roberts vader bestelde vorige week ijsjes voor ons.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het mv?

Wanneer geeft de docent ons het huiswerk op?

Slide 15 - Open vraag

Ik kan het mv in een zin aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Donderdag 28 september
- Neem je leesboek, Nieuw Nederlands en je schrift mee.
- Tijdens de les: stil lezen en werken aan §6 Meewerkend voorwerp.

Huiswerk voor maandag 2 oktober, 2e uur:
Maak Grammatica zinsdelen §6 Meewerkend voorwerp, 
blz. 208-209, opdr. 2 t/m 5 (opdr. 3 en 4 in je schrift!)

Slide 17 - Tekstslide