de cellen

CELLEN
VP/VZ 
Leerjaar 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

CELLEN
VP/VZ 
Leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al van cellen?
Geef 1 antwoord per keer
Je kunt zoveel antwoorden geven als je wilt

Slide 2 - Woordweb

Cellen zijn vergelijkbaar met legoblokjes
Cellen zijn kleine bouwstenen waarmee je een lichaam kunt bouwen

Slide 3 - Tekstslide

De cel is vergelijkbaar met een boterhamzakje. Het zakje stelt dan de celmembraan voor en het water het cytoplasma

Slide 4 - Tekstslide

De celkern zorgt voor zelfregulatie en zelforganisatie in de cel. De celkern wordt omgeven door de kernmembraan

Slide 5 - Tekstslide

Cellen zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen met een eigen functie. Die noemen we organellen

Slide 6 - Tekstslide

onderdelen van de celstofwisseling
Elke cel moet voedingstoffen opnemen en energie produceren, en gebruikt hiervoor energie (glucose) en zuurstof 02, daarnaast moet hij zijn afvalstoffen kwijtraken. 
Onderdelen van de celstofwisseling zijn:
  • het vrijmaken van energie uit voedingstoffen
  • bouwstoffen op de goede plaats inbouwen in de cellen en in de substantie tussen de cellen in  
  • verwerken van afvalstoffen
  • aanleggen van reserves
  • reserves aanspreken als er gebrek is aan aanvoer van voeding
De volgende orgaanstelsels spelen hierin een rol: spijsverteringsstelsel, de bloedsomloop, de longen, de nieren, de huid. 

Slide 7 - Tekstslide

de stoffen die de cel nodig heeft
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamines
  • mineralen
  • zuurstof
  • hormonen 

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Eiwitten zijn nodig voor de vorming van celplasma. Ook voor de opbouw van spieren heb je eiwitten nodig.
Een teveel aan eiwitten in je voeding wordt gebruikt als brandstof. Je lichaam kan eiwitten ook omzetten in vet en dan opslaan als reservestof.

In de afbeelding zie je voedingsmiddelen die veel eiwitten bevatten.

Slide 9 - Tekstslide

werking enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voeidingsstof heeft zijn eigen enzym.
een enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voeidigsstof afbreken

Slide 10 - Tekstslide

ENZYMEN
  • Amylasen = koolhydraatsplitsende enzymen 

  • Proteasen = eiwitsplitsende enzymen

  • Lipasen = vetsplitsende enzymen

Slide 11 - Tekstslide

Een constant inwendig milieu

Slide 12 - Tekstslide

Inwendig milieu
  • inwendig milieu = bloedplasma + weefselvloeistof (in en tussen de cellen)
  • uitwendig milieu = je omgeving + inhoud van je darmkanaal,    longen, blaas

Slide 13 - Tekstslide

Bij het inwendig milieu horen:
A
Inhoud van longen en darmen
B
Het bloed en het vocht tussen de cellen
C
Gal in de galwegen en urine in de urineleiders en blaas
D
Mond-/neus-/keelholte en gehoorgang

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Ribosomen
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving
Regelt wat er in de cel gebeurt
Hier worden eiwitten gemaakt
Hier wort van brandstof energie gemaakt

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

In de celkern liggen de chromosomen

Slide 19 - Tekstslide

De chromosomen bestaan uit opgerold DNA. 
Daarop liggen je erfelijke eigenschappen
In het DNA vormen de letters A & T een paar en C & G

Slide 20 - Tekstslide

Overhoor jezelf: weet je de functies nog?
Een ribosoom is een eiwitfabriek; het ruw E.R. is het transportsysteem van die eiwitten
Het Golgi-apparaat vouwt eiwitten goed op (maakt het 'af') en transporteert ze in blaasjes
Het centriool speelt een rol bij de celdeling; hieraan bevestigen zich de trekdraden die de chromosomen uit elkaar trekken
Het lysosoom is een blaasje met verteringsenzymen om kapotte ceponderdelen op te ruimen
De celkern bevat het DNA, hierin vindt ook transcriptie (maken van RNA) plaats
Het cytoplasma bevat opgeloste stoffen, is de inhoud van de cel waarin alle organellen 'hangen'. Bevat ook het celskelet
Het celmembraan is het omhulsel van de cel, de poortwachter die zorgt dat sommige stoffen wel en andere niet binnen komen
De mitochondriën zijn de energiecentrales. Ze verbranden energierijke stoffen en maken ATP van ADP en P
Het glad ER (zonder ribosomen) is een transportsysteem, vooral voor eiwitten

Slide 21 - Tekstslide

Wat is géén functie van het celmembraan?
A
Binden aan signaalstoffen zoals hormonen
B
Doorlaten van CO2 en O2
C
Niet doorlaten van schadelijke stoffen
D
Maken van eiwitten

Slide 22 - Quizvraag

Wat doen de mitochondriën?
A
Energie produceren voor de cel
B
Energie verbruiken
C
Verbrandingsprocessen
D
Maken van eiwitten

Slide 23 - Quizvraag

Wat doen ribosomen?
A
Eiwitten maken
B
Stoffen binnen de cel transporteren
C
Energie vrijmaken uit glucose
D
Stoffen opslaan in de cel

Slide 24 - Quizvraag

Bestaat WEL voor een groot deel uit eiwit
Bestaat NIET voor een groot deel uit eiwit
Hormonen
Enzymen
Transportstoffen in het bloed
Receptoren
Transportstoffen in de celmembraan
Antistoffen

Slide 25 - Sleepvraag

Dit heb ik geleerd van cellen

Slide 26 - Open vraag