Werkwoordspelling PV TT & VT week 43 1B les 3

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Week 43 werkwoordspelling
Week 44 woensdag 2 november inleveren fictie opdracht 
Week 44 vrijdag 4 november toets werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Werkwoordspelling

  • 10 min stil lezen
  • Vragen over werkwoordspelling, o.a. voltooid deelwoord beantwoorden. 
  • Huiswerk nakijken: PV TT 
  • Aan de slag: PV VT

Slide 3 - Tekstslide

Stil lezen......
.....en dan is het echt stil!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen

Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellen. 

Je leert het voltooid deelwoord correct spellen. 
 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe herken je een voltooid deelwoord. Er zijn drie antwoorden.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord?

Slide 7 - Open vraag

Noem twee voorbeelden van sterke werkwoorden. Noem het hele werkwoord.

Slide 8 - Open vraag

Welke drie hulpwerkwoorden staan er in een zin als er ook een voltooid deelwoord in staat?

Slide 9 - Open vraag

Leg uit hoe je de stam van een werkwoord vindt.

Slide 10 - Open vraag

Welke drie manieren zijn er om een persoonsvorm te vinden?

Slide 11 - Open vraag

Huiswerk nakijken


Opdrachten werkblad H26 en 27 nakijken

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling
Stam
Sterke en zwakke werkwoorden
Ik-vorm
PV tt

Slide 13 - Tekstslide

Wat voor werkwoord is het?
Stap 1
1. Persoonsvorm

2. Voltooid deelwoord

3. Hele werkwoord (infinitief)

Slide 14 - Tekstslide


  • Wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Hoe je de stam vindt. 
  • Wat de ik vorm (aangepaste stam) is. 
  • Hoe je de persoonsvorm vindt. 
  • Hoe je het voltooid deelwoord herkent.
Dit is belangrijk!

Slide 15 - Tekstslide

Sterke werkwoorden....


drinken-dronken (niet drinkten)
lopen-liepen (niet loopten)
eten-aten

Het voltooid deelwoord eindigt op -en (lezen las gelezen)


....zijn zooo sterk dat ze van klank veranderen in de verleden tijd!!

Slide 16 - Tekstslide

De klank in de verleden tijd verandert niet. 

Persoonsvorm verleden tijd: -de of -te achter de stam. 

Het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t. 




Zwakke werkwoorden
stoppen - stopte - gestopt

Slide 17 - Tekstslide



lopen - lop
kijken - kijk
verhuizen - verhuiz
verven - verv


De stam
De stam van een werkwoord vind je door -en eraf te halen

Slide 18 - Tekstslide


hele werkwoord - stam - ik-vorm:

lopen - lop - ik loop
kijken - kijk - ik kijk
verhuizen - verhuiz - ik verhuis
verven - verv - ik verf



De ik-vorm
Dit noemen we ook de aangepaste stam

Slide 19 - Tekstslide

 persoonsvorm

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
 (PV TT)
fsdfsdfsf

1. De vraagproef: maak de zin vragend.

2. De getalproef: zet de zin in een ander getal.

3. De tijdproef: zet de zin in een andere tijd. 
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 21 - Tekstslide

Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
Heeft de jongen de auto zwart gespoten?

Heeft komt vooraan te staan dus heeft is de persoonsvorm. 
De vraagproef

Slide 22 - Tekstslide

Zet de zin in een ander getal: van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten (enkelvoud).
De jongens hebben de auto zwart gespoten (naar meervoud).

Heeft verandert in hebben dus heeft is de persoonsvorm. 
De getalproef

Slide 23 - Tekstslide

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
De jongen had de auto zwart gespoten. 

heeft verandert in had dus heeft is de persoonsvorm. 
De tijdproef

Slide 24 - Tekstslide

Ik: ik-vorm 
Ik lees een boek. 

Hij/jij/zij/u/het: ik-vorm + t
Jij leest een boek. 
U wordt moe van rennen. 

Wij: hele werkwoord
Wij worden moe. 



Regels persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Maak deze opdracht. Dit is tevens huiswerk voor de volgende keer. 

Ben je klaar? Dan mag je:

lezen
oefenen werkwoordspelling link

Slide 26 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en kan deze toepassen. 

Ik weet de kenmerken van het voltooid deelwoord en kan dit op de juiste wijze vervoegen. 

Slide 27 - Tekstslide

De volgende les
Lever je je boekendoos of lapbook in. 

Werkwoordspelling: PV vt

Slide 28 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 29 - Tekstslide

Graag de stoel aanschuiven.
Fijne dag & tot de volgende keer!

Slide 30 - Tekstslide