Herhaling domein 1 getallen

Herhaling domein 1 Getallen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling domein 1 Getallen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

- Herhalen domein 1 getallen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken handig uit:
97 + 110

Slide 4 - Open vraag

80 kan je makkelijk bij 120 optellen. Je splitst 97 daarom in 80 en 17. Tel eerst 80 en 120 bij elkaar op. Tel daarna 17 bij het antwoord op.
Grote getallen
Schrijf met alleen cijfers:
zevenenveertigduizendhonderdelf
A
47.011
B
4711
C
470.111
D
47.111

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

331 000 - 148 000 =

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Negatieve getallen optellen
-21-5=
A
26
B
16
C
-16
D
-26

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is 600 x 800
A
48000
B
40000
C
4800000
D
480000

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

72 x 6

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

104:8=

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

64000:800=

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit
27 : (9 : 3) + 12 =

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Duizendsten heeft .......... cijfer(s) achter de komma.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12,34 x 10 =

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11,2098723 x 10000 =

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1,8 x 0,21 =

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit:
3,5 : 7 =

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit:
0,8 : 0,2 =

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:15
Schrijf de breuk 13/4 als samengestelde breuk

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00
Vereenvoudig de breuk 6/9 zo ver mogelijk

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je als eerste doen als je twee niet gelijknamige breuken op moet tellen?
A
Gelijknamig maken ( de ondersten gelijk)
B
Bovenste x bovenste Onderste x onderste
C
Bovenste + bovenste Onderste + onderste
D
Ik heb geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 4/10 als decimaal getal

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt dit?
3,13 > 3,2
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3/5 + 2/7 = ?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7/8 - 1/3 =

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking vraag
      7                1                  21                8                  13
   _____   -   _____  =      _____   -    ______    =   ______
      8                3                 24              24                 24

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het onderste getal van een breuk?
A
Noemer
B
Teller

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


2132

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


251

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Breuken delen
Je deelt de teller door het hele getal


 6:  3  =                                          6  :  3  =  2 
 8                                                     8              8

6:3 =2

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 0,52 als een breuk.

timer
5:00

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,579 wordt ...
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt ...
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op 2 decimalen:

12,5498

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op een heel getal:

89,823

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Imke gaat koken. Ze heeft 850 gram rijst nodig. In één pakje zit 400 gram.
Hoeveel pakjes moet Imke kopen?
A
850 : 400 = 2,125 afgerond is dat 2
B
850 : 400 = 2,125 dus: 2,125
C
850 : 400 = 2,125 dus ik heb er 3 nodig
D
850 : 400 = 2,125 dus ik koop er 2,5

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen ?
Zijn er nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week Toets!!

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies