Toets Spelling

 Spelling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van spelling?
Alles nog
Iets
Mwhoo, gaat wel
Wat is spelling?

Slide 2 - Poll

Werkwoordspelling
Kleine herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Als u met u creditcard betaal.., moet u dit wel melden.
A
Betaald
B
Betaaldt
C
Betaalt
D
Betaal

Slide 4 - Quizvraag

Naar alle mensen die langs de kant stonden, hebben de prinsesje (wuiven)
A
gewuift
B
gewuifd
C
gewuivt
D
gewuivd

Slide 5 - Quizvraag

Gisteren (updaten) Marnix zijn laptop opnieuw
A
update
B
updatede
C
updatete
D
updated

Slide 6 - Quizvraag

Toen de show was afgelopen, verlieten de bezoekers (lachen) het theater
A
lachent
B
lachendt
C
lachend
D
-

Slide 7 - Quizvraag

Jij hebt dit goed (timen)
A
getimed
B
getimt
C
getimet
D
getimd

Slide 8 - Quizvraag

Gisteren (paintballen) de teams in een loods
A
Paintballden
B
Paintbalde
C
Paintbalden
D
Paintballde

Slide 9 - Quizvraag

De leerling-kok (braden) het vlees aan beide kanten goudbruin
A
braden
B
braade
C
braadde
D
braadden

Slide 10 - Quizvraag

Herman en zijn vriendin (reizen) vorig jaar naar Indonesie.
A
reiste
B
reisten
C
reisde
D
reisden

Slide 11 - Quizvraag

Denk jij dat zijn directeur iedereen altijd vertrouw...
A
Vertrouwt
B
Vertouwdt
C
Vertrouwd
D
Vertrouwdd

Slide 12 - Quizvraag

De geërgerde werknemers (bonzen) boos op de deur
A
bonsde
B
bonsden
C
bonste
D
bonsten

Slide 13 - Quizvraag

Trema
Als je het woord verkeerd kunt uitspreken, dan gebruik je een trema.
geëist, beïnvloed, poëzie, zeeën, coördinatie, financiën

In cijfers en getallen gebruik je een trema.
tweeënvijftig, drieëntachtig

Latijnse en Franse woorden die eindigen op -ei, -eus, -eum, en -ien krijgen geen trema.
museum, opticien, petroleum

Slide 14 - Tekstslide

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag


Trema
Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.

Slide 16 - Quizvraag

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van genie?

Slide 18 - Open vraag

Apostrof of niet?


A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 20 - Quizvraag

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de apostrof?
A
;
B
/
C
'
D
"

Slide 22 - Quizvraag

Apostrof?
65+ + er
A
65+-er
B
65+'er
C
65+er

Slide 23 - Quizvraag

Een samenstelling
A
is een woord gemaakt van meerdere losse woorden
B
zijn losse woorden, die eerst aan elkaar vast zaten
C
is een gezin dat bestaat uit ouders met kinderen uit een eerdere relatie
D
leer je bij wiskunde

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
huiswerkmap

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
avon+tuur = avontuur
B
melk + pak = melkpak
C
honger+ig = hongerig

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
waterfles
C
computer
D
schermpjes

Slide 28 - Quizvraag

Wat hebben we geleerd?
heel veel
niets
een beetje
veel

Slide 29 - Sleepvraag

Wat vond je van de Lessonup?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll