Domein 4 Procenten deel 1

Procenten, handige percentages
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Procenten, handige percentages

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Procenten?

Slide 3 - Tekstslide

Procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
6 van de 100 hokjes zijn grijs: 6% is grijs.
12 van de 100 hokjes zijn rood: 12% is rood.

Slide 4 - Tekstslide

Dit is een honderdveld.
Hoeveel procent is zwart gekleurd?

Slide 5 - Woordweb

Dit is een honderdveld.
Hoeveel procent zijn paars en rood samen?

Slide 6 - Woordweb

even oefenen
  • Hoeveel ml vloeistof zit er in deze buis?

  • Hoeveel ml kan er nog bij in deze buis?

  • Voor hoeveel procent is deze buis gevuld?

  • Deze buis wordt voor 75% gevuld.
    Hoeveel ml. vloeistof moet er worden bijgeschonken om deze buis te vullen tot 75%?

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel procent is het blauwe vlak waard?
Het totaal is 100%

Slide 8 - Woordweb

Het groene deel wordt 5% meer en de gele en rode delen blijven gelijk.
Hoeveel procent is de blauwe sector nu?

Slide 9 - Woordweb

Hoeveel procent is 45 euro van 100 euro?

Slide 10 - Woordweb

Hoeveel procent van
van het fruit is sinaasappel?
A
20%
B
30%
C
40%
D
50%

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel procent is blauw?
A
25%
B
30%
C
75%
D
20%

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel procent van
het fruit is een citroen?
A
50%
B
20%
C
4%
D
25%

Slide 14 - Quizvraag

Je deelt deze chocoladereep
met zijn drieën, hoeveel
procent krijgt ieder?
A
25%
B
33,3%
C
50%
D
30%

Slide 15 - Quizvraag


€60 is hoeveel procent van €240?
A
75
B
20
C
4
D
25

Slide 16 - Quizvraag


Hoeveel procent is gekleurd?
A
70 %
B
60 %
C
80 %
D
40 %

Slide 17 - Quizvraag

Korting berekenen
  • Wat is de originele prijs?
     de originele prijs is 100%
  • Hoeveel procent korting krijg je   op de schoenen?
  • Hoeveel procent moet je betalen?
  • Berekenen van de nieuwe prijs.

Slide 18 - Tekstslide



Kim boekt een jongeren skireis.
De normale prijs is
€1000,-
Hoeveel procent van de prijs betaalt Kim?

Slide 19 - Woordweb

Herhaling breuken

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

  • In hoeveel stukken is het voorwerp verdeeld? (noemer)

  • Hoeveel stukjes zijn gekleurd/ weg? (teller)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

breuken
breuken

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Waar kom je breuken tegen?
  •  Deel - geheel : 2/3 van de pizza
  •  Deel van een hoeveelheid: kwart van de aanwezigen
  •  Maat: halve kilo suiker; 1/4 liter melk
  •  Eerlijk delen : 2 pizza's delen met z'n drieën
  •  Verhouding: 9 van de 10 studenten woont nog thuis
  •  Getal om mee te reken: 1/3 + 1/4 =

Slide 26 - Tekstslide

Breuken  (gelijkwaardig)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Breuken vereenvoudigen

Gelijkwaardige breuken

Slide 29 - Tekstslide

Breuken vergelijken

Slide 30 - Tekstslide

Handige percentages
Sommige procenten kun je gemakkelijk als breuk schrijven.

100% =  alles = 
50% =    de helft =  
25% =    een kwart =
10% =     een tiende = 







21
41
101
1010=1

Slide 31 - Tekstslide

Handige percentages

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

A:  10% rood  =          deel


D: 25% rood =         deel
101
41

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf het percentage en de breuk op van strook C?

Slide 35 - Woordweb

Van deze pot is al 25% gebruikt.

Hoeveel milliliter is dat?
Hoeveel milliliter zit er nog in de pot?

Slide 36 - Tekstslide

van breuk naar percentage
  • Wat is de breuk?

  • Hoe vaak past deze breuk in 100

  • deel door geheel x 100

Slide 37 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk met korting?

Slide 38 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk van 60 euro met 15 % korting?
A
9 euro
B
45 euro
C
51 euro
D
60 euro

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Woordweb

Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt.

Slide 42 - Tekstslide

SAMEN OEFENEN
1% van 500 =  

5% van 1200 = 


10% van 8 = 

20% van 50 =


Slide 43 - Tekstslide

Antwoorden
1% van 500 =  5

5% van 1200 = 60


10% van 8 = 0,8

20% van 50 = 10


Slide 44 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300=
10% van 300=
40% van 300=

1% van 650=
10% van 650=
40% van 650=




Slide 45 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300= 3
10% van 300= 30
40% van 300= 120

1% van 650= 6,5
10% van 650= 65
40% van 650= 260




Slide 46 - Tekstslide

Percentage berekenen
Om een percentage te berekenen, bereken je eerst 1% van het totaal. Daarna bereken je hoeveel procent het deel is dat je wilt weten, door uit te rekenen hoe vaak 1% erin past.
                                                                                           Aanbieding: 
                                                                                           Mobiele telefoon: € 225,-
                                                                                           Nu € 45,- korting.
 
                                                                                           Hoeveel procent korting krijg je?

Slide 47 - Tekstslide

11.2 Percentage berekenen
                                                                                           Aanbieding: 
                                                                                           Mobiele telefoon: € 225,-
                                                                                           Nu € 45,- korting.
 
                                                                                           Hoeveel procent korting krijg je?

Aanbieding:
                                  
Mobiele telefoon: € 225,-    -      Nu € 45,- korting.      
Hoeveel procent korting krijg je?

Dat kan:
* met een verhoudingstabel.

* met de rekenmachine:
100% : 225 x 45 = 20% korting.

€ 45,- = 20% van € 225,-

Slide 48 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?

Slide 49 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?
Frans krijgt € 2500,- : 100 × 15% = € 375,- vroegboekkorting.
De totale korting is € 375 + € 50,- + € 100,- = € 525,-.
Hij is dan 100% : 2500 × 525 = 21% goedkoper uit.

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Breuken gelijk maken
Breuken optellen

Slide 52 - Tekstslide

Koppel de breuken die hetzelfde zijn.

Vereenvoudigen!
3/12
6/36
7/70
12/24
1/4
1/2
1/6
1/10

Slide 53 - Sleepvraag

Slide 54 - Video