1e deel breuken, 2e deel procenten

Breuken, Procenten & 
Handige percentages
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Breuken, Procenten & 
Handige percentages

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling breuken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

  • In hoeveel stukken is het voorwerp verdeeld? (noemer)

  • Hoeveel stukjes zijn gekleurd/ weg? (teller)

Slide 5 - Tekstslide

breuken
breuken

Slide 6 - Tekstslide

Waar kom je breuken tegen?
  •  Deel - geheel : 2/3 van de pizza
  •  Deel van een hoeveelheid: kwart van de aanwezigen
  •  Maat: halve kilo suiker; 1/4 liter melk
  •  Eerlijk delen : 2 pizza's delen met z'n drieën
  •  Verhouding: 9 van de 10 studenten woont nog thuis
  •  Getal om mee te reken: 1/3 + 1/4 =

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Breuken  (gelijkwaardig)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Breuken vereenvoudigen

Gelijkwaardige breuken

Slide 11 - Tekstslide

Breuken vergelijken

Slide 12 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?
VRAGEN?

Slide 13 - Tekstslide

Welke breuk hoort bij deze afbeelding?

Slide 14 - Woordweb

Procenten

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel ml  zit er in de buis?

Hoeveel ml kan er nog in de buis?

Voor hoeveel procent is de buis gevuld?

Voor hoeveel procent zou er nog in de buis aan vloeistof kunnen?

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel procent is het blauwe vlak waard?

Slide 17 - Woordweb

Hoeveel eurocent is 50% van 1 euro?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

A: 1/10 = 10%

Slide 21 - Tekstslide

Breuk en Percentage

Slide 22 - Woordweb

Van deze pot is al 25% gebruikt.

Hoeveel milliliter is dat?
Hoeveel zit er nog in de pot

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk met korting?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk van 60 euro met 15 % korting?
A
9 euro
B
45 euro
C
51 euro
D
60 euro

Slide 27 - Quizvraag

Leerdoelen 11.1 en 11.2 
11.1:
  • Aan het eind van H 11.1 weet je wat procenten zijn.
  • Aan het eind van H 11.1 kun je rekenen met procenten.


Slide 28 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt.

Slide 29 - Tekstslide

SAMEN OEFENEN
1% van 500 =  

5% van 1200 = 


10% van 8 = 

20% van 50 =


Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden
1% van 500 =  5

5% van 1200 = 60


10% van 8 = 0,8

20% van 50 = 10


Slide 31 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300=
10% van 300=
40% van 300=

1% van 650=
10% van 650=
40% van 650=




Slide 32 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300= 3
10% van 300= 30
40% van 300= 120

1% van 650= 6,5
10% van 650= 65
40% van 650= 260




Slide 33 - Tekstslide

11.2 Percentage berekenen
Om een percentage te berekenen, bereken je eerst 1% van het totaal. Daarna bereken je hoeveel procent het deel is dat je wilt weten, door uit te rekenen hoe vaak 1% erin past.
                                                                                           Aanbieding: 
                                                                                           Mobiele telefoon: € 225,-
                                                                                           Nu € 45,- korting.
 
                                                                                           Hoeveel procent korting krijg je?

Slide 34 - Tekstslide

11.2 Percentage berekenen
                                                                                           Aanbieding: 
                                                                                           Mobiele telefoon: € 225,-
                                                                                           Nu € 45,- korting.
 
                                                                                           Hoeveel procent korting krijg je?

Aanbieding:
                                  
Mobiele telefoon: € 225,-    -      Nu € 45,- korting.      
Hoeveel procent korting krijg je?

Dat kan:
* met een verhoudingstabel.

* met de rekenmachine:
100% : 225 x 45 = 20% korting.

€ 45,- = 20% van € 225,-

Slide 35 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?

Slide 36 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?
Frans krijgt € 2500,- : 100 × 15% = € 375,- vroegboekkorting.
De totale korting is € 375 + € 50,- + € 100,- = € 525,-.
Hij is dan 100% : 2500 × 525 = 21% goedkoper uit.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Breuken gelijk maken
Breuken optellen

Slide 39 - Tekstslide

Koppel de breuken die hetzelfde zijn.

Vereenvoudigen!
3/12
6/36
7/70
12/24
1/4
1/2
1/6
1/10

Slide 40 - Sleepvraag

Slide 41 - Video