Impulsgeleiding: elektrisch signaal, via zenuwen, door actiepotentiaal, even kort positief geladen, verplaatst zich over de zenuwcel, van dendriet naar axon.
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Impulsgeleiding: elektrisch signaal, via zenuwen, door actiepotentiaal, even kort positief geladen, verplaatst zich over de zenuwcel, van dendriet naar axon.
Slide 1 - Tekstslide
Synaps - impulsoverdracht
impuls komt aan bij uiteinde zenuw (axon)
blaasje met neurotransmitter wordt losgelaten
in de synapsspleet
bindt aan receptor op volgende zenuwcel
poortje gaat open: impuls in nieuwe zenuwcel!
Slide 2 - Tekstslide
Als de ADH concentratie hoog is, dan...
A
Wordt er veel, geconcentreerde urine geproduceerd
B
Wordt er weinig, geconcentreerde urine geproduceerd
C
Wordt er veel, ongeconcentreerde urine geproduceerd
D
Wordt er weinig, ongeconcentreerde urine geproduceerd
Slide 3 - Quizvraag
Het zenuwstelsel bij vertebraten is in 2 secties verdeeld: Het centrale en het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
A
De hersenen
B
De hersenen en het ruggenmerg
C
De hersenen, het ruggenmerg en de spinale zenuwen
D
De hersenen, het ruggenmerg, de sensorische en de motorische neuronen
Slide 4 - Quizvraag
Waar ligt het cellichaam van de motorische neuron?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Welke neuronen bevinden zich in deel 9?
A
alleen schakelneuronen
B
alleen sensorische neuronen
C
Alleen motorische neuronen
D
zowel schakel als motorische neuronen
Slide 7 - Quizvraag
Een sensorisch neuron loopt van perifere zenuwstelsel naar het centrale zenuwstelsel
A
waar
B
niet waar
C
Beide
D
nee andersom
Slide 8 - Quizvraag
Reflexen en het autonome zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel regelt niet bewuste reacties zoals hartslag, temperatuur, stofwisseling.
Slide 9 - Tekstslide
autonome zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel te verdelen in:
orthosympathisch: fight&flight (in actie)
parasympatisch: rest&digest (rust)
Dubbele innervatie bij organen
binas tabel 88L
binas tabel 88L
Slide 10 - Tekstslide
Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het para- of orthosympatisch zenuwstelsel?
A
parasympatisch
B
orthosympatisch
Slide 11 - Quizvraag
Binas 88B - Het orthosympatische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.
A
autonome
B
animale
C
perifere
D
brain crash
Slide 12 - Quizvraag
Via het orthosympatische zenuwstelsel wordt:
A
Glycogeen omgezet naar glucose door insuline
B
Glucose omgezet naar glycogeen door insuline
C
Glycogeen omgezet naar glucose door glucagon
D
Glucose vrijgemaakt uit glycogeen door insuline
Slide 13 - Quizvraag
Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte? Binas 88L
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner
Slide 14 - Quizvraag
Het autonome zenuwstelsel
Slide 15 - Tekstslide
Opdrachten samen bespreken
39, 40, 41, 45
Slide 16 - Tekstslide
www.bioplek.org
Slide 17 - Link
Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt.
Slide 18 - Tekstslide
Zenuwstelsel zorgt voor:
communicatie tussen:
zintuigcel > zenuwcel
zenuwcel > zenuwcel
zenuwcel > spier of klier
door: impulsgeleiding en afgifte neurotransmitters
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (er zijn 2 antwoorden goed)
A
Een prikkel is informatie uit de omgeving
B
Een impuls is informatie uit de omgeving
C
Een prikkel is een elektrisch stroompje
D
Een impuls is een elektrisch stroompje
Slide 20 - Quizvraag
Impulsgeleiding
Hoe een electrisch signaal van het cellichaam (A) naar de axon uiteinde (B) wordt doorgegeven.
A
B
Slide 21 - Tekstslide
Impulsgeleiding is een electrisch signaal.
Electriciteit wordt veroorzaakt door het bewegen van geladen deeltjes. In dit geval zijn dit ionen. De binnenkant van de cel is negatief geladen ten opzichte van de buitenkant.
BINAS 88D
Slide 22 - Tekstslide
Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen
1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
1. rustfase - rustpotentiaal, waarbij het ladingsverschil tussen de binnenkant en buitenkant van de cel -70mV is.
2. depolarisatiefase - door prikkels worden ionen door het membraan gelaten waarbij het potentiaal verschil tussen binnen en buiten oploopt tot +30mV
3. repolarisatie - door nog meer verplaatsing van ionen verandert het potentiaal verschil tussen binnen en buitenkant weer terug naar -70mV
4. hyperpolarisatie - de ion verdeling schiet zelfs evenonder de -70mV
5. herstelfase - de ionen gaan weer naar hun oorspronkelijke positie. tijdens deze periode kan er geen impulsgeleiding plaatsvinden (duurt 1 msec.)
Impulsgeleiding door middel van een actiepotentiaal die opgedeeld kan worden in 5 fasen
Slide 23 - Tekstslide
Impulsgeleiding & impulsoverdracht
Slide 24 - Tekstslide
ladingsverschil:
Bij een zenuwcel in rust heeft het cytoplasma een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.
Het verschil is +- 70 milivolt.
Dit noemen we het rustpotentiaal.
Slide 25 - Tekstslide
Na+ en K+ poorten
In het membraan van zenuwcellen zitten natrium en kalium poorten,
deze laten natrium en Kalium door
Natrium van buiten naar binnen de
Kalium van binnen naar buiten de zenuwcel
Slide 26 - Tekstslide
Ionen
In het cytoplasma meer K+ ionen.
Buiten cel meer Na+ ionen.
Binnen de cel meer negatief geladen ionen waardoor negatieve lading binnenkant.
actief transport
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen
1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
De prikkel die bij de dendrieten binnenkomt moet sterk genoeg zijn om een potentiaal verschil van -50mV te bewerkstelligen. Dit is de drempelwaarde. Lukt dit niet, dan wordt de impuls niet doorgegeven naar het axon. Lukt dit wel dan ontstaat er een actiepotentiaal. (het alles-of-nietsprincipe).
Tijdens de actiepotentiaal ontstaat er altijd eenzelfde impulssterkte (+20mV) .
Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
Zorgt elke prikkel tot impulsgeleiding?
Slide 29 - Tekstslide
Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
zwakke prikkel - lage impulsfrequentie
Sterke prikkel - hoge impulsfrequentie
impulsfrequentie = het aantal impulsen per tijdseenheid.
Slide 30 - Tekstslide
Impulsgeleiding kan nog sneller!
Cel van Schwann maakt een isolerende laag om axon.
Hierdoor moet signaal sprongsgewijs worden doorgegeven.
Dit gaat 50x zo snel als zonder myeline.
Slide 31 - Tekstslide
Hoe ziet impulsgeleiding er uit langs het membraan van het axon?
bestudeer nu de animatie op de volgende slide
Slide 32 - Tekstslide
https:
Slide 33 - Link
Impulsoverdracht
Hoe een signaal van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel wordt doorgegeven (bij een synaps C).
C
Slide 34 - Tekstslide
Impulsoverdracht
De impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuw-, spier- of kliercel gebeurt met neurotransmitters.
Deze neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet waarna zij zich binden aan receptoren van de doelwitcel en daar de Na+ kanalen open gaan.
Slide 35 - Tekstslide
bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
neuron 1
neuron 2
Wanneer de actiepotentiaal van neuron 1 aankomt bij de synaps zal een stof (neurotransmitter) vrijkomen in de synaptische spleet. Deze neurotransmitter kan binden aan receptoren van neuron 2 en zo een actiepotentiaal in neuron 2 starten (impusoverdracht van neuron 1 naar neuron 2).
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Video
Slide 39 - Video
Aan de slag: maken
5.5 impulsgeleiding
5.6 Spieren en bewegen + samenhang (pijn is fijn)
Examenopgaven H5
Slide 40 - Tekstslide
Axonen geleiden impulsen
Een impuls is een lading verandering over het axon.
Slide 41 - Tekstslide
Wat is een impuls?
A
een signaal uit de omgeving
B
een elektrisch signaal in de huid
C
een elektrisch signaal dat door zenuwen gaat
D
signaal in de hersenen
Slide 42 - Quizvraag
Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren
B
Zintuigen nemen Impulsen van buiten je lichaam waar
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe
Slide 43 - Quizvraag
Drempelwaarde
Als een prikkel te zwak is --> geen impuls
Als een prikkel sterk genoeg is --> wel impuls
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Impulsoverdracht
De impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuw-, spier- of kliercel gebeurt met neurotransmitters.
Deze neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet waarna zij zich binden aan receptoren van de doelwitcel en daar de Na+ kanalen open gaan.