Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoordsspelling tt
Spelling werkwoorden
Tegenwoordige tijd
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Spelling werkwoorden
Tegenwoordige tijd
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt een persoonvorm schrijven in de tegenwoordige tijd.
Je kunt een persoonsvorm schrijven in de verleden tijd.
Herhaling van werkwoordsspelling
Slide 2 - Tekstslide
Optie 1 =
ik-vorm
Ik werk
Werk jij?
Slide 3 - Tekstslide
Ik (vervelen) mij
A
vervel
B
verveeld
C
verveelt
D
verveel
Slide 4 - Quizvraag
Optie 2:
ik-vorm + t
jij werk
t
Hij/zij/het werk
t
Slide 5 - Tekstslide
tegenwoordige tijd alleen plus
t!
Slide 6 - Tekstslide
Hij (vervelen) zich
A
verveelt
B
verveeld
C
verveeldt
D
verveld
Slide 7 - Quizvraag
Optie 3 =
hele werkwoord
Wij werken
Jullie werken
Zij/ze werken
Slide 8 - Tekstslide
Op welke 3 manieren kun je een werkwoord spellen?
Slide 9 - Open vraag
Hoe spel je werkwoorden in tt?
1. Ik-vorm
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord
Slide 10 - Tekstslide
(spelen) Hij ...... piano.
A
speel
B
speeld
C
speelt
D
speeldt
Slide 11 - Quizvraag
(vergeten) Ik ...... mijn boek.
A
vergee
B
vergeet
C
vergeedt
D
vergeed
Slide 12 - Quizvraag
(schelden) Zij ..... heel erg veel.
A
schel
B
scheldt
C
schelt
D
scheld
Slide 13 - Quizvraag
tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst
Slide 14 - Quizvraag
tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet
Slide 15 - Quizvraag
tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt
Slide 16 - Quizvraag
Verleden tijd
Voorbeeld?
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
vt:
Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten
Slide 19 - Quizvraag
vt:
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte
Slide 20 - Quizvraag
vt:
De bus (vertrekken) ..... om 8 uur.
A
vertrekt
B
vertrekte
C
vertrok
D
vertrokte
Slide 21 - Quizvraag
Hij heeft gisteren goed (luisteren)
A
geluistert
B
geluisterd
Slide 22 - Quizvraag
Ik heb mijn spullen (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist
Slide 23 - Quizvraag
Het was veel werk, maar ik had er ook hard voor (werken)
A
gewerkt
B
gewerkd
Slide 24 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Werkwoordsspelling tt
Mei 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Werkwoordsspelling tt
Mei 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Oktober 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
groep 7 werkwoordcito oefenen
Maart 2023
- Les met
35 slides
nederlands
Primary Education
Klare taal les 5 en 6 - werkwoorden vervoegen (2)
Augustus 2024
- Les met
21 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Persoonsvorm tt en vt - en vd
Oktober 2021
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
groep 8 werkwoord spelling cito
18 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education