hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

De groep jongens gaat naar het natuurgebied.
Wat is het werkwoord?
A
jongens
B
gaat
C
naar
D
natuurgebied
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De groep jongens gaat naar het natuurgebied.
Wat is het werkwoord?
A
jongens
B
gaat
C
naar
D
natuurgebied

Slide 1 - Quizvraag

Hww en Zww

Slide 2 - Tekstslide

Daar mag je op een speciale plek vuur maken.
Wat is het werkwoord?
A
daar, mag
B
speciale, plek
C
plek, vuur
D
mag, maken

Slide 3 - Quizvraag

lesdoel
Ik kan aan het eind van de les een zww en een hww benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (zww)


- werkwoord met een duidelijke betekenis

- kan alleen in de zin voorkomen

- staat (meestal) achteraan in de zin

Slide 5 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww)


- heeft geen duidelijke betekenis

- kan niet niet zijn eentje voorkomen

- kunnen er meer dan één van in de zin staan

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
De kastanjeboom is omgewaaid.
omgewaaid = zelfstandig werkwoord 
is = hulpwerkwoord

Zij zouden die schoenen verkocht hebben.
verkocht = zelfstandig werkwoord
zouden, hebben = hulpwerkwoorden



Slide 7 - Tekstslide

Eerst verzamelen ze de takken.
verzamelen =
A
hww
B
zww

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft hen geholpen.
heeft

A
hww
B
zww

Slide 9 - Quizvraag

De jongen had zijn vriend moeten kunnen helpen.
had =
A
hww
B
zww

Slide 10 - Quizvraag

De jongen had zijn vriend moeten kunnen helpen.
moeten =
A
hww
B
zww

Slide 11 - Quizvraag

De jongen had zijn vriend moeten kunnen helpen.
kunnen =
A
hww
B
zww

Slide 12 - Quizvraag

De jongen had zijn vriend moeten kunnen helpen.
helpen =
A
hww
B
ZWW

Slide 13 - Quizvraag

Wij hebben gisteren pannenkoeken gegeten.
hebben =

A
hww
B
zww

Slide 14 - Quizvraag

Wij hebben gisteren pannenkoeken gegeten.
gegeten =
A
hww
B
zww

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!

Test werkwoorden maken.
Werk verder volgens de planner. 

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoorden 

Slide 17 - Tekstslide

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Zelf oefenen:
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Hij fietst naar school.
fietst=
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag