5V herhalen H7.2 Sterk en zwakke zuren (en basen)

Herhalen H7.2
oplossingen van sterke en zwakke zuren (en basen) 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zit 36 slide, met tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen H7.2
oplossingen van sterke en zwakke zuren (en basen) 

Slide 1 - Tekstslide

een zuur 
=
een deeltje dat H+ afstaat
H7.1 Wat is een zuur?

Slide 2 - Tekstslide

zure oplossing
in water staat 't zuur H+ af aan H2O :
zuur  + H2O -> zuurrestion + H3O+

In een zure oplossing zijn altijd H3O+ ionen aanwezig

Slide 3 - Tekstslide

zuurrestion
= het negatieve ion dat overblijft als het zuur H+ heeft afgestaan
LET OP:
bij carbonzuren wordt alléén de H van de zuurgroep afgestaan.

Slide 4 - Tekstslide

H7.1 Welke zuren moet je kennen?
Alle basen zijn negatief geladen (behalve ammoniak). Hoe zou dat komen?

Slide 5 - Tekstslide

een base
=
een deeltje dat H+ opneemt
H7.1 Wat is een base?

Slide 6 - Tekstslide

basische oplossing
in water neemt de base (B-)  H+ op van H2O :
B- + H2O -> HB + OH-
In een basische oplossing zijn altijd OH- ionen aanwezig

Slide 7 - Tekstslide

H7.1 Welke basen moet je kennen?
Alle basen zijn negatief geladen (behalve ammoniak). Hoe zou dat komen?

Slide 8 - Tekstslide

de pH schaal
Hoe zuurder de oplossing
hoe ......................... de [H3O+]
hoe ......................... de pH
Hoe basischer de oplossing
hoe ......................... de [OH-]
hoe ......................... de pH

Slide 9 - Tekstslide

Jacobo
Benthe
Alex
Florien
Vraag 1:
Wat weet je over de pH?

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord
De pH in bekerglas A + B is hetzelfde omdat: 
het allebei zoutzuur is én 
de molariteit van het zuur hetzelfde is.

Niemand gaf een volledig juist antwoord, Charlie + Dean hadden beide een deel goed.

Slide 11 - Tekstslide

Jacobo
Benthe
Florien
Alex
Vraag 2: wat weet je over de pH?

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord
Abel geeft het juiste antwoord.
Zoutzuur is een sterk zuur, dus ioniseert volledig: 
HCl (aq) + H2O (l)           H3O+ (aq) + Cl- (aq)

Azijnzuur is een zwak zuur dus ioniseert gedeeltelijk, dus minder mol H3O+ aanwezig (dus hogere pH):
CH3COOH (aq) + H2O (l)               
                                          H3O+ (aq) + CH3COO- (aq)

Slide 13 - Tekstslide

Jacobo
Benthe
Florien
Alex
Vraag 3: Beginsituatie:


Beide oplossingen worden 10x verdund.
Resultaat:
Verklaar het resultaat
zoutzuur 
pH = 4,0
azijnzuur 
pH = 4,0
azijnzuur 
pH = 4,5
zoutzuur 
pH = 5,0

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
zoutzuur = H3O+(aq) + Cl-(aq). 
[H3O+] wordt 1/10 van de oorspronkelijke  concentratie -> de pH stijgt één eenheid.   
(berekening: voor: [H3O+] = 1,0*10-4 M dus pH=4
                              na:   [H3O+] = 1,0*10-5 M dus pH=5 )

Bij azijnzuur worden de concentraties van de deeltjes ook 1/10 van de oorspronkelijke concentratie. Maar door het verdunnen verschuift het ionisatie evenwicht naar rechts en ontstaat er extra H3O+ . 
CH3COOH (aq) + H2O (l)               H3O+ (aq) + CH3COO- (aq)
De pH stijgt dus wel maar minder dan bij zoutzuur. 




CH3COOH (aq) + H2O (l)           H3O+ (aq) + CH3COO- (aq)

Slide 15 - Tekstslide

Jacobo
Benthe
Florien
Alex
Vraag 4: wat weet je over de pH?

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 4
Benthe geeft het juiste antwoord.

Fosforzuur = H3PO4  (aq) = zwak zuur 

H3PO4 kan wel 3 keer een H+ afstaan, maar doet dat alleen als er een sterke base wordt toegevoegd.

Oplossing B zal een hogere pH hebben dan oplossing A.





Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

HCl(aq)        H+(aq) + Cl-(aq)

in oplossing komen alleen losse ionen voor, dus je noteert de oplossing als
H+(aq) + Cl-(aq)


Sterk zuur

Slide 19 - Tekstslide

HF(aq)                 H+(aq) + F-(aq)

er is een evenwicht. De meeste deeltjes zijn NIET geioniseerd, dus je noteert de oplossing als 
HF (aq)
Zwak zuur

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

basen in water
base
zo ontstaat een basische oplossing met OH- ionen:
OH-
zout lost op :
CO32- HCO3-
zout lost op en daarna evenwicht tussen base en water :



NH3
evenwicht met water :
O2-
aflopende reactie met water :


Slide 22 - Tekstslide

basen in water
base
zo ontstaat een basische oplossing met OH- ionen:
OH-
zout lost op : NaOH (s)        Na+ (aq) + OH- (aq)
CO32- HCO3-
zout lost op en daarna evenwicht tussen base en water :
Na2CO3 (s)        2 Na+ (aq) + CO32- (aq)
CO32- (aq) + H2O (l)       HCO3- (aq) + H3O+ (aq)

NH3
evenwicht met water : 
                            NH3 (aq) + H2O (l)       NH4+ (aq) + OH- (aq)
O2-
aflopende reactie met water :
Na2O + H2O (l)         2 Na+ + 2 OH- (aq)

Slide 23 - Tekstslide

Maak H7.2 opgave 16
timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken opgave 16

Slide 25 - Tekstslide

Maak H7.2 opgave 18
timer
6:00

Slide 26 - Tekstslide

Maak H7.2 opgave 18

Slide 27 - Tekstslide

H7.4
zuur base reacties

"zoek de verschillen" : eerst even oefenen wat de bedoeling is

Slide 28 - Tekstslide

Zoek de verschillen: de twee bekerglazen zijn identiek en bevatten zoutzuur. Welke fouten zitten er in de rechter afbeelding?
timer
2:00

Slide 29 - Tekstslide

zoutzuur is niet HBr
zure oplossing heeft pH <7
er mist een watermolecuul
OH- is niet kenmerkend voor zure oplossing
dit is geen H3O+

Slide 30 - Tekstslide

Nu een zuur-base reactie:
Beide afbeeldingen geven de reactie weer tussen een oplossing van natriumcarbonaat en zoutzuur. Zoek de 6 verschillen tussen beide afbeeldingen: in welke afbeelding staat het juist weergegeven?



timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

carbonaat is een zwakke base en reageert niet aflopend tot HCO3-. In de oplossing moet dus ook nog CO32- aanwezig zijn
wanneer zuur en base is juiste molverhouding worden samengevoegd, wordt oplossing neutraal
Er ontstaat H2CO3 dat uiteenvalt in     H2O en CO2(g) > gasontwikkeling
pH van basische oplossing < 7
oplossing bevat OH- en geen H3O+
H2CO3 is een instabiel zuur dat uiteenvalt in H2O(l) en CO2(g)

Slide 32 - Tekstslide

Zuurbase reacties
Bij een reactie tussen een zuur en een base 
geeft het zuur H+ af aan de base
Je herkent een zuurbase-reactie dus aan 
het verplaatsen van H+ ionen
Voorbeeld:
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + HOH (=H2O)

Slide 33 - Tekstslide

opstellen reactievergelijking zuurbase reactie
1. notatie zuur HZ : sterk -> H3O+(aq) + Z-(aq)
                                        zwak -> HZ(aq)
2. notatie base B-: goed oplosbaar zout -> X+(aq) + B-(aq)
                                       slecht oplosbaar zout ->  XB(s)
3. noteer alléén deeltjes die H+ opnemen / afstaan in RV (rest = tribune-ion)
4. maak kloppend

Slide 34 - Tekstslide

keuze-moment
meedoen met klassikaal voorbeeld (opgave 30a)
óf
zelf in stilte aan het werk met opgave 28 tm 32a van H7.4

Slide 35 - Tekstslide

opgave 30a mbv stappenplan

Slide 36 - Tekstslide