FORMATIEVE TOETS THEMA STEVIGHEID EN BEWEGING
1 / 24
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welke begrippen passen bij de delen van de wervelkolom? Sleep de begrippen naar het juiste vak
wervel
tussenwervelschijf
Slide 2 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Geeft de binnenkant van het gewrichtskapsel gewrichtssmeer af?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Door de behandeling met ijswater treedt er bij een kneuzing...
A ...minder zwelling op.
B ...wordt de pijn verminderd.
A ...minder zwelling op.
B ...wordt de pijn verminderd.
A
Alleen A
B
Alleen B
C
Beiden
D
Geen
Slide 4 - Quizvraag
Basisstof 6
zoolganger
teenganger
hoefganger
Slide 5 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het skelet heeft meerdere functies. Welke van de onderstaande functies hoort er niet bij?
A
VOELEN
B
BEWEGING
C
VORMGEVING
D
BESCHERMING
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kapselbanden helpen mee om de botten op hun plaats te houden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q. Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
vergroeide beenverbinding
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geen beenverbinding?
A
naad
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
bindweefsel
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De beenverbinding van de wervelkolom is...
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor beenverbinding is de knie?
A
Kraakbeenverbinding
B
Vergroeid
C
Gewricht
D
Naden (naadverbinding)
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het skelet van een ongeboren baby bestaat voornamelijk uit......
A
Kraakbeenweefsel
B
Beenweefsel
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het juiste verschil tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel?
A
In beenweefsel zit veel kalk en in kraakbeenweefsel zit veel lijmstof
B
In beenweefsel zit weinig kalk en in kraakbeenweefsel zit weinig lijmstof
C
In beenweefsel zit veel kalk en in kraakbeenweefsel zit weinig lijmstof
D
In beenweefsel zit weinig kalk en in kraakbeenweefsel zit veel lijmstof
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Beenweefsel is harder dan kraakbeenweefsel
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebeurt er met de hoeveelheid kraakbeenweefsel naarmate het skelet ouder wordt?
A
Blijft gelijk
B
Vermeerdert
C
Wordt harder
D
Vermindert
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar blijft het kraakbeenweefsel naarmate het skelet ouder wordt?
A
Tussen wervels van de wervelkolom
B
In de schedel
C
Tussen ribben en borstbeen
D
In de oorschelp
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een kenmerk van beenweefsel?
A
Veel kalk en weinig lijmstof
B
Veel lijmstof en weinig kalk
C
Veel vezels en weinig cellen
D
Zacht en buigzaam
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de functie van kraakbeenweefsel?
A
Flexibiliteit
B
Stevigheid
C
Hardheid
D
Buigzaamheid
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke twee weefsels zorgen voor stevigheid?
A
Zenuwweefsel
B
Beenweefsel
C
Spierweefsel
D
Kraakbeenweefsel
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het verschil tussen een kogelgewricht en een scharniergewricht?
A
Kogelgewricht heeft meer kraakbeen dan scharniergewricht
B
Scharniergewricht heeft een grotere bewegingsvrijheid dan kogelgewricht
C
Kogelgewricht kan bewegen in alle richtingen, scharniergewricht alleen heen en weer
D
Kogelgewricht heeft een gewrichtskogel en gewrichtskom, scharniergewricht alleen een gewrichtskom
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke soorten gewrichten zijn er?
A
Scharniergewricht en schuifgewricht
B
Kogelgewricht en scharniergewricht
C
Draaigewricht en schuifgewricht
D
Kogelgewricht en draaigewricht
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk onderdeel van een gewricht zorgt ervoor dat botten op hun plaats blijven zitten?
A
Gewrichtskogel
B
Gewrichtskapsel
C
Kraakbeenlaagje
D
Gewrichtskom
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de functie van het kraakbeen in een gewricht?
A
Zorgen voor meer botvorming
B
Beschermen tegen schokken
C
Zorgen voor meer wrijving tussen botten
D
Zorgen dat botten soepel bewegen en zorgen voor minder slijtage
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een voorbeeld van een vergroeide beenverbinding?
A
Tussen borstbeen en ribben
B
Heiligbeen en staartbeen
C
Kniegewricht
D
Schedelbeenderen
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
