Thema Stevigheid

Thema 6 

Stevigheid
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 

Stevigheid

Slide 1 - Tekstslide

Noem een functie van het skelet

Slide 2 - Open vraag

Functies van het skelet

- Biedt stevigheid aan het lichaam (anders zak je in elkaar)

- Biedt bescherming aan je lichaam (organen) en schedel (hersenen)

- Zorgt voor beweging (schouders en knieën)

- Geeft vorm aan je lichaam (denk aan je benen)

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je
omschrijven wat kraakbeenweefsel en beenweefsel is en waar het zit in je lichaam.

Slide 4 - Tekstslide

Botten bestaan uit:
- Kalk (harde stof)
- Lijmstof (flexibele stof)

Bij baby's veel lijmstof

Bij oude mensen veel kalk

Slide 5 - Tekstslide

Beenweefsel: Kalk (veel!) + lijmstof (weinig!) 
- In botten

Kraakbeenweefsel: Kalk (weinig!) + lijmstof (veel!)
- Neus
- Oren
- Tussen ribben 
- Tussen wervels

Slide 6 - Tekstslide

De botten van baby's bestaan vooral uit
A
Kalk
B
Lijmstof
C
Kraakbeen

Slide 7 - Quizvraag

Welke stof verdwijnt bij oude mensen uit de botten?
A
Kalk
B
Lijmstof
C
Kraakbeen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is nou ook alweer een weefsel?
A
Een stukje huid
B
Een groep cellen met dezelfde functie
C
Een ander woord voor orgaan
D
Een ander woord voor een cel

Slide 9 - Quizvraag

Mensen die lang hebben gebokst,
krijgen vaak bloemkooloren.
Hoe komt dit en wat heeft
dit met kraakbeen te maken?

Slide 10 - Open vraag

Maken: Thema 6 basisstof 2 opdracht 9 en 10

In de klas: Bottenbingo!

Slide 11 - Tekstslide

Op welke manier worden je botten bij elkaar gehouden?

Slide 12 - Open vraag

Beenverbindingen
Hoe zitten de botten in je lichaam aan elkaar vast?
- Vergroeid (heiligbeen en staartbeen)

- Door een naad (alleen schedel)

- Kraakbeen (wervels)

- Gewrichten 
(alle beenderen die kunnen bewegen)

Slide 13 - Tekstslide

In je skelet zitten vier soorten beenverbindingen.
Bij welke beenverbindingen is er veel beweging mogelijk?
A
gewrichten en kraakbeenverbindingen
B
gewrichten en naadverbindingen
C
gewrichten, vergroeiingen, naad- en kraakbeenverbindingen
D
naadverbindingen en vergroeiingen

Slide 14 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast is een
beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding
is aangegeven met Q?
A
vergroeide beenverbinding
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 15 - Quizvraag

Kogelgewricht
- Schouder en heup

Rolgewricht
- Alleen onderarm!

Scharniergewricht
- Alle andere gewrichten

Slide 16 - Tekstslide

Wat voor soort gewricht is B?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 17 - Quizvraag

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Draaigewricht
D
Rolgewricht

Slide 18 - Quizvraag

Welk gewricht is het meest beweeglijk?
timer
0:25
A
Naad
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht
D
Scharniergewricht

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 20 - Quizvraag

Maken: Thema 6 basisstof 3 opdracht 13 tm 19


Slide 21 - Tekstslide