T4 - water - §3.2

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze rivier voert vooral water af in de maanden mei-augustus
A
Regenrivier
B
Gemengde rivier
C
Gletsjerrivier

Slide 2 - Quizvraag

Welke uitspraak over brak water is juist?
A
Brak water is zout en komt vooral in Noord-Nederland voor.
B
Brak water is een mix van zoet en zout en komt vooral in Noord-Nederland voor.
C
Brak water is een mix van zoet en zout en komt vooral in West-Nederland voor.
D
Brak water is zout en komt vooral in West-Nederland voor.

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet zout water dat onder de duinen door stroomt?
A
Brak water
B
Kwel
C
Infiltratiewater
D
Boezem

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk antwoord staan alleen woorden die bij de korte waterkringloop horen?
A
Condensatie en verdamping
B
Condensatie, afstroming en infiltratie
C
Verdamping, afstroming en infiltratie
D
Condensatie, neerslag en infiltratie

Slide 5 - Quizvraag

Condensatie is ...
A
Waterdamp verandert in waterdruppels
B
Waterdruppels veranderen in waterdamp

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De grens tussen donkergroen en lichtgroen is de .... van de Mississippi.

Slide 12 - Open vraag

Het lichtgroene gedeelte is het ..... van de Mississippi.

Slide 13 - Open vraag

Debiet
Hoeveel water voert een rivier af op een bepaald punt (in m3 per seconde).


Klein debiet
Groot debiet

Slide 14 - Tekstslide

De bovenloop

Slide 15 - Tekstslide

De middenloop

Slide 16 - Tekstslide

De benedenloop

Slide 17 - Tekstslide

In de bovenloop heeft de rivier een ... debiet dan in de benedenloop
A
Groter
B
Kleiner

Slide 18 - Quizvraag

Waar is de stroomsnelheid van de rivier het hoogst?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

In de bovenloop heeft de rivier een ... verhang dan in de benedenloop.
A
Groter
B
Kleiner

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het hoogteverschil tussen twee punten langs de rivier = 200 meter
De afstand tussen deze twee punten = 100 km

Welke uitspraak is juist?
A
Verval = 100 km Verhang = 200 m
B
Verval = 200 m Verhang = 2m/km
C
Verval = 2m/km Verhang = 200 m
D
Verval = 100 km Verhang = 2m/km

Slide 25 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de monding van een rivier. Dit is het einde van de...
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 26 - Quizvraag

De middenloop van de rivier de Rijn bevindt zich vooral in...
A
Zwitserland
B
Duitsland
C
Nederland

Slide 27 - Quizvraag

Het verhang van de rivier de Rijn is het grootst in ...
A
Zwitserland
B
Duitsland
C
Nederland

Slide 28 - Quizvraag

Het debiet van de rivier de Rijn is het grootst in ...
A
Zwitserland
B
Duitsland
C
Nederland

Slide 29 - Quizvraag