HFD 2 Water les 1

HS 2 water
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

HS 2 water

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn stofconstanten?
  • Een stofconstante is een stofeigenschap die je met een getal kunt aangeven, met een eenheid erachter.
  • Kookpunt/smeltpunt
  • Dichtheid

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een stofeigenschap en een stofconstante?
A
kleur
B
soortelijke weerstand
C
dichtheid
D
gewicht

Slide 3 - Quizvraag

Kookpunt is..?
A
stofeigenschap en een stofconstante
B
stofeigenschap
C
stofconstante

Slide 4 - Quizvraag

Het smeltpunt van kaarsvet is 56 graden Celsius. Dit is een stofeigenschap.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Een zuivere stof bestaat uit
A
één soort moleculen
B
meerdere soorten moleculen
C
een soort atomen

Slide 6 - Quizvraag

Een suspensie is een:
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Oplossing
C
Zuivere stof
D
Mengsel van een vaste stof en een vloeistof

Slide 7 - Quizvraag

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Mayonaise
C
Thee
D
Koffie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is nevel / mist?
A
Mengsel van gas en vloeistof
B
Een oplossing
C
Emulsie
D
Verbinding

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf eerst alle symbolen op. (die moet je kennen)
Geef aan hoeveel protonen en elektronen er in het atoom zitten.
Platina⁴⁺
Stikstof²⁻
Mangaan⁷⁺
Silicium⁴⁻

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf eerst alle symbolen/namen op. (Die moet je kennen)
Geef aan hoeveel protonen en neutronen er in de kern zitten van de eerste 3.
Kalium
kwik
U
Ag
H
zwavel
fosfor

Slide 12 - Tekstslide

vanderwaalsbindingen   --->
worden verbroken                 

Slide 13 - Tekstslide

1. Dichtheid

  • De dichtheid van de vloeistof water is groter.

  • Bij andere stoffen is het juist andersom!

Slide 14 - Tekstslide

2. (Soortelijke) warmte

  • Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om iets 1 graad warmer te maken.

  • Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen

Slide 15 - Tekstslide

4. Oplossen

  • Heel veel stoffen kunnen in water oplossen. Ze mengen goed met water.

  • We zeggen ook wel. Water heeft groot oplosvermogen

Slide 16 - Tekstslide

Polair

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat zorgt voor het verschil in kookpunt?

Slide 22 - Tekstslide

Verbinding tussen O en H is een polaire binding.

Slide 23 - Tekstslide

Het elektronen zit niet precies in het midden.

Slide 24 - Tekstslide

De atoombinding is een beetje verschoven in de richting van het O atoom. Dit komt omdat het zuurstof atoom erg aan de electronen trekt.

Slide 25 - Tekstslide

  • De verschuiving zorgt ervoor dat de atomen een kleinbeetje lading hebben. 
  • Dit noem je een polaire atoombinding
  • Een waterstofmolecuul is daarom een dipoolmolecuul

Slide 26 - Tekstslide

De binding vindt plaats tussen een O en een H atoom, maar ook tussen een N en een H atoom.

Slide 27 - Tekstslide

Voor een zuur moet er nog een dubbele binding tussen een C en een O atoom zitten. Dus dit is geen zuur.

Slide 28 - Tekstslide

De + en de - trekken elkaar aan en zo ontstaat een waterstofbrug.

Slide 29 - Tekstslide

Als je ze zo tekent zie je dat de H en de N elkaar aantrekken. De rode lijn is de waterstofbrug.

Slide 30 - Tekstslide

Niet altijd! Er is polarisatie binnen het molecuul nodig.
Tussen de C en de H atomen is een gewonen atoom binding.   

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Tekenvraag
Maak een tekening in structuurformules van:

Vijf watermoleculen die onderling verbonden zijn met waterstofbruggen

Slide 34 - Tekstslide

 Voorbeeld van een antwoord op tekenvraag 1)

Slide 35 - Tekstslide

Hoe sterk is een waterstofbrug ten opzichte van een atoombinding?
A
Een waterstof brug is 2x zo sterk als een atoombinding.
B
Een waterstofbrug is even sterk al een atoombinding
C
Een waterstofbrug is 1/2 zo sterk als een atoombinding
D
Een atoombinding is 1/10 van de sterkte van een waterstofbrug .

Slide 36 - Quizvraag

Een mengsel van twee vloeistoffen kun je scheiden door
A
Filtratie
B
Bezinken
C
Destillatie
D
Extractie

Slide 37 - Quizvraag

Met welke scheidingmethode kun je kleuren van elkaar scheiden?
A
chromatografie
B
destillatie
C
filtratie
D
adsorptie

Slide 38 - Quizvraag

Is een koeler echt nodig bij een destillatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quizvraag

Destillatie is een ...
A
...scheidingsmethode gebaseerd op kookpunt
B
...ontledingsreactie gebaseerd op kookpunt
C
...scheidingsmethode gebaseerd op dichtheid
D
...ontledingsreactie gebaseerd op dichtheid

Slide 40 - Quizvraag

Na een destillatie zitten hele kleine deeltjes in je destillaat.
Hoe kan je die het beste verwijderen?
A
Destilleren
B
Extraheren
C
Filtreren
D
Adsorberen

Slide 41 - Quizvraag

Waar berust de scheidingsmethode extraheren op?
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 42 - Quizvraag

Waar berust de scheidingsmethode extraheren op?
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 43 - Quizvraag

m.b.v. welke scheidingsmethode kun je drinkwater winnen uit zeewater?
A
adsorberen
B
destilleren
C
extraheren
D
indampen

Slide 44 - Quizvraag

Teken van de volgende stoffen steeds drie moleculen die verbonden zijn door waterstofbruggen.
ethanol C₂H₅OH
methanol CH₃OH
amoniak NH₃

Slide 45 - Tekstslide

Osmose
Water verplaatst zich altijd van de plek met de hoogste concentratie water naar de plek met de laagste concentratie water. 

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

ADI waarde
Aan die adivieven is een ADI-waarde toegekent. 
  • Uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht.

Slide 48 - Tekstslide

Huiswerk
Leren §4 en §5 
door bv een samenvatting te maken of een woordweb

Slide 49 - Tekstslide