Week 2 - Les 1

Bonjour tout le monde!
Quelle est la date d'aujourd'hui?

Quel temps fait-il aujourd'hui?

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde!
Quelle est la date d'aujourd'hui?

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 1 - Tekstslide

Le planning
  • Comment exprimer son point de vue?
  • Nouveau grammaire: Le subjonctif
  • Faire des exercices

Slide 2 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui
  • Je weet hoe je je mening kunt geven.
  • Je kunt de subjonctif van een aantal werkwoorden herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Explication "exprimer un point de vue" - LD'E, p. 16
Prends des notes s'il vous plaît!
  • Quelques manières de demander un point de vue: 
  • J'aimerais savoir ce que tu penses de..?, Quel est ton point de vue sur?, Qu'est-ce que tu penses de..?
  • Quelques manières de exprimer ton point de vue:
  • je pense que/qu', selon moi, pour ma part, à mon avis, je crois que/qu', je ne pense pas que/qu', je ne crois pas que/qu', je suis d'accord avec toi/je ne suis pas d'accord avec toi.

Bespreek in tweetallen wat bovenstaande uitspraken precies betekenen. 
Je mag een woordenboek gebruiken - 5 min.

timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Donne ton opinion sur quelque chose..
Schrijf nu een Frans zinnetje op waarin je je mening over iets geeft.
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Le subjonctif = de aanvoegende wijs
Comment former le subjonctif?
Je vormt de stam = de nous-vorm in de présent zonder -ons
Achter de stam van het werkwoord zet je de volgende uitgangen: -e, -es, -e, -ions, -iez, -ent. 

Voorbeeld regelmatig ww: werkwoord parler - nous parlons - stam=parl - dus parlions.
Belangrijke onregelmatige werkwoorden = avoir, être, faire, pouvoir, vouloir, venir.

Hierbij de ik-vormen 
Avoir = que j'aie = dat ik heb
Être = que je sois = dat ik ben
Faire = que je fasse = dat ik doe/maak
Pouvoir = que je puisse = dat ik kan
Vouloir = que je veuille = dat ik wil
Venir = que je vienne = dat ik kom
Aller = que j'aille = dat ik ga


Slide 6 - Tekstslide

Maar wanneer gebruik je deze tijd? 
Kijk mee naar de volgende dia en schrijf mee!

Slide 7 - Tekstslide

Quand est-ce qu'on utilise le subjonctif?
De subjonctif drukt een vorm van subjectiviteit uit ten opzichte van de realtiteit. Zie onderstaande dingen. De subjonctif komt altijd voor in de bijzin (que/qu').

  1. La nécessité (noodzaak) --> Il est nécessaire qu'il prenne...
  2. L'obligation (verplichting) --> Il faut que tu viennes
  3. L'éventualité/ la possibilité (mogelijkheid) --> C'est possible qu'il soit...
  4. Le conseil (advies) --> Il est préférable que nous soyons ...
  5. Des sentiments/émotions --> Je crains qu'il soit...

Maar ook bij "je ne pense pas que" / "je ne crois pas que"/ "je ne veux pas que" - dus wanneer je mening geeft maar dan in de ontkenning, gebruik je de subjonctif.


Slide 8 - Tekstslide

La différence
Le présent: Il prend le bus.
Le subjonctif: Il faut qu'il prenne le bus (noodzaak/verplichting, bijzin).

Slide 9 - Tekstslide

Prends ton agenda et notes les devoirs
  • Faire l'exercice "trouve les infinitifs" - document
  • Faire handout opdracht 3 -  kies de juiste vervoegingen indicatif of subjonctif? Schrijf ook op waaraan je dit kunt zien.
  • Étudier vos notes sur le subjonctif + point de vue

Slide 10 - Tekstslide