Solutions Intermediate, unit 1

Solutions Intermediate unit 1
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Solutions Intermediate unit 1

Slide 1 - Tekstslide

I know how to use the past tense -
the simple past, past continuous and past perfect
Yes, it's easy.
No, it's still quite hard for me.
Yeah, a little bit.

Slide 2 - Poll

Remember this slide?
Past simple:  We worked at McDonalds in 2019 -->  finished

Past continuous:  We were working there when she was in charge. (+ -ing) --> happening at that moment
Past continuous: While we were working there, she was in charge. --> at the same time
Past perfect:  We left the job after she had fired us. 
--> consequence (gevolg)



Slide 3 - Tekstslide

They (to fall) from a cliff last year.
A
fall
B
fell
C
falled
D
was falling

Slide 4 - Quizvraag

She (to ask) really silly questions in class yesterday.
A
asks
B
was asking
C
ask
D
asked

Slide 5 - Quizvraag

Ik snap de vorm van de past continuous en weet hoe ik de past continuous gebruik.
A
Ja
B
Nee
C
Ehhh past wat???
D
Ja en ik kan het uitleggen

Slide 6 - Quizvraag

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ ing
C
vorm van to be + hele ww+ ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 7 - Quizvraag

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 8 - Quizvraag

Harry and Sally (to be) best friends in high school.
A
beed
B
was
C
were
D
were being

Slide 9 - Quizvraag



Dus: wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 10 - Quizvraag

Past perfect

Slide 11 - Tekstslide

De past perfect gebruik je als iets....
A
in het verleden is begonnen en nu nog bezig is
B
in het verleden een tijdje bezig was, maar nu is afgelopen
C
in het verleden is gebeurd maar je ziet nu het resultaat
D
in het verleden is gebeurd en 't gebeurde vóór iets anders

Slide 12 - Quizvraag

Hoe maak je de PAST PERFECT?
A
In een blender.
B
Have/has + verleden tijd
C
Had + voltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

past perfect van 'give'
A
gave
B
have given
C
had given
D
was giving

Slide 14 - Quizvraag

PAST PERFECT:
Which sentence uses the Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal:
He ___ (eat) an apple after he ____(finish) his homework.

Slide 16 - Open vraag

2: three-part phrasal verbs

Slide 17 - Tekstslide

Match the phrasal verbs to their meanings
to continue
get along with people
to slowly have less of something (till it's gone)
to do what someone expects from you
to leave, abandon
to compensate
to run out of
to go through with
to get on with
to live up to
to make up for
to walk out on

Slide 18 - Sleepvraag

3: used to 

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'used to'?
A
Om te zeggen wat er in de toekomst gaat gebeuren
B
Om te zeggen wat je elke dag doet
C
Om te zeggen wat vroeger altijd gebeurde
D
Om te zeggen wat je nooit hebt gedaan

Slide 20 - Quizvraag

Used to

Slide 21 - Tekstslide

I can make positive sentences (+) , negative sentences (-) and questions (?) with "used to".
0100

Slide 22 - Poll

Wat zet ik voor 'used to' om een ontkennende (-) zin te maken?
A
Don't
B
Weren't
C
Didn't
D
Doesn't

Slide 23 - Quizvraag

Remember?
"Used to" is about the past. Which sentence is correct?
A
She used to eat meat, but she still eats it .
B
She used to eat meat, but she stopped eating it.
C
She didn't use to like meat, but she stopped eating it.
D
All three are wrong.

Slide 24 - Quizvraag

Translate: Ik had vroeger een hond.
(gebruik 'use to')

Slide 25 - Open vraag

Translate:
Had jij vroeger een hond?

Slide 26 - Open vraag

irregular verbs

Slide 27 - Tekstslide

Irregular verb of
horen
A
to hear - hear - heard
B
to hear - heard- heard
C
to hear- heart - heart
D
to hear - had - had

Slide 28 - Quizvraag

Irregular verbs

Denken
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought

Slide 29 - Quizvraag

Irregular verb:
kiezen
A
to choose - chose - chosen
B
to chose - chose - chose
C
to choose - chosed - chosen
D
to choose - chosen - chose

Slide 30 - Quizvraag

Irregular verb:

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - began - began
D
to begin - begun - begun

Slide 31 - Quizvraag

irregular verbs:
lay -
A
lay - lain
B
layed - laid
C
laid - laid
D
layed - laid

Slide 32 - Quizvraag

Irregular verb:

kosten
A
to cost - costed - costen
B
to cost - chosten - gecost
C
to cost - costed - costed
D
to cost - cost - cost

Slide 33 - Quizvraag

 regular verbs

irregular verbs
swim
walk
drink
cook
give
have
see
catch
call
put

Slide 34 - Sleepvraag

Noun plural forms

Slide 35 - Tekstslide

What is the correct plural form of the noun: ''potato''
A
potatoes
B
potatos
C
potato's
D
potato

Slide 36 - Quizvraag

What is the correct plural form of the noun: ''wolf''
A
wolfs
B
wolfes
C
wolves
D
wolf's

Slide 37 - Quizvraag

Write the plural form of:
box, bus, toy, country

Slide 38 - Open vraag

Overall, how did you do?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Good luck!

Slide 40 - Tekstslide