periode 1 week 8 "warming up" procenten/verhoudingen/ schaal

verhouding -les 5 procenten
- Verhoudingen herkennen en gebruiken
- Procenten gebruiken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verhouding -les 5 procenten
- Verhoudingen herkennen en gebruiken
- Procenten gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel procent is 1/4?
A
20%
B
50%
C
25%
D
40%

Slide 3 - Quizvraag

Van breuk naar procent
1/5 is ...
Schrijf het procent
A
25%
B
15%
C
20%
D
10%

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel procent is 0,65?
A
6,5%
B
65%
C
0,65%
D
650%

Slide 5 - Quizvraag

Van breuk naar procent
Hoeveel procent is 2/5 ?
A
15%
B
25%
C
35%
D
40%

Slide 6 - Quizvraag

Van breuk als kommagetal
1/20
A
0,05
B
0,15
C
0,20
D
0,25

Slide 7 - Quizvraag

Van breuk naar kommagetal
11/20
A
0,40
B
0,55
C
0,60
D
0,15

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg verhoudingstabel

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel kost 600 gram druiven?
Gebruik een verhoudingstabel.

A
2,70 euro
B
3,00 euro
C
3,20 euro
D
3,50 euro

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel betaal je voor een
zak met 600 gram snoepjes?
A
3,20 euro
B
4,80 euro
C
6,40 euro

Slide 11 - Quizvraag

1/8 is hoeveel procent?
A
5%
B
12,5%
C
15%
D
25%

Slide 12 - Quizvraag

1/20 is hoeveel procent?
A
5%
B
20%
C
15%
D
?

Slide 13 - Quizvraag

Voor welke aanbieding ga je?
Jas € 120,-
Nu 10% korting
of € 10,- korting.
A
10% korting
B
€ 10 korting

Slide 14 - Quizvraag

Ik moet € 398,- betalen. Ik krijg 10% korting.
De korting is:
A
€ 398,-
B
€ 3,98
C
€ 0,39
D
€ 39,80

Slide 15 - Quizvraag

Stel je krijgt eerst 10% korting en dan een kortingsbon van 20%. hoe bereken je het dan?
A
eerste de 10%. en met het nieuwe bedrag de 20%
B
de kortingen bij elkaar optellen
C
10% van 20% is 2% dus 22% korting
D
dit kan niet.

Slide 16 - Quizvraag

De prijs exclusief btw is € 10,00. Met 21% btw is de prijs € …
A
12,10
B
12,21
C
11,21

Slide 17 - Quizvraag


Welk van deze producten is naar verhouding het goedkoopst?
A
Energy
B
AA-drink
C
Evenduur
D
zijn niet te vergelijken

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent :
Schaal 1 : 100
A
1 cm in de tekening is in werkelijkheid 100 cm
B
100 cm in de tekening is in werkelijkheid 1 cm

Slide 19 - Quizvraag

De schaal is
1: 29
Hoe groot is de bus in werkelijkheid?
A
725 meter
B
7,25 meter
C
725 decimeter
D
225 cm

Slide 20 - Quizvraag

Bereken wat de
radio nu kost.
A
12 euro
B
96 euro
C
108 euro
D
24 euro

Slide 21 - Quizvraag

Janna koopt een
shirt en een rok.
Hoeveel betaalt
ze in totaal?
A
50 euro
B
14 euro
C
40 euro
D
36 euro

Slide 22 - Quizvraag

Bereken hoeveel euro
je moet betalen
voor de tv.
A
455 euro
B
245 euro
C
350 euro
D
250 euro

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
start met de opdrachten van les 5 procenten in rekenblokken.

Slide 24 - Tekstslide


Slide 25 - Open vraag