werkwoordspelling - persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd

werkwoordspelling
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De lastige klant (weigeren) de winkel te verlaten.

Slide 5 - Open vraag

Volgens Cisca (lezen) haar broertje stiekem haar dagboek.

Slide 6 - Open vraag

(Kopen) u wel eens kinderpostzegels?

Slide 7 - Open vraag

(Vinden) jij altijd de weg terug?

Slide 8 - Open vraag

Het bedrag (worden) vandaag nog op uw rekening gestort.

Slide 9 - Open vraag

De conciërge (wachten) op de leerlingen die moeten nablijven.

Slide 10 - Open vraag

(Worden) je broer later verpleger?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

stam/ik-vorm + te/ten
stam/ik-vorm + de/den
balokken
briemen
treifen
kranden
spraxen
foosten

Slide 13 - Sleepvraag

Jonas (beseffen) dat hij te laat zou komen.

Slide 14 - Open vraag

Het (plenzen) zo hard dat we even gingen schuilen in een bushokje.

Slide 15 - Open vraag

Daniëlla (tobben) lang voordat ze besloot welke telefoon ze wilde kopen.

Slide 16 - Open vraag

De jongens (gieten) water in het zwembad in de tuin.

Slide 17 - Open vraag

De verzekering (vergoeden) de schade die de storm had veroorzaakt.

Slide 18 - Open vraag

Ik (zien) Brahim laatst nog lopen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen (starten) een inzamelingsactie voor een grotere kooi voor het schoolkonijn.

Slide 20 - Open vraag