In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Fantastische Freizeit
Slide 1 - Tekstslide
Die Freizeit
Een week telt 168 uur en daarvan zit je maar zo'n 35 op school. Natuurlijk moet je ook nog een paar uur slapen maar er blijft genoeg tijd voor hobby's.
Alles rondom het thema sport gaan we in hoofdstuk 11 leren.
Slide 2 - Tekstslide
Welche Sportarten kennt ihr?
Slide 3 - Woordweb
Veel Duitse woorden lijken op hun Nederlandse vertaalwoorden. Vooral op het gebied van sport zul je veel overeenkomsten zien. Je gaat met een quiz nu een aantal nieuwe woorden leren.
Slide 4 - Tekstslide
A
reiten
B
tanzen
C
schwimmen
D
malen
Slide 5 - Quizvraag
A
reiten
B
malen
C
singen
D
tanzen
Slide 6 - Quizvraag
A
Fußball spielen
B
Volleyballen
C
Volleyball spielen
D
Tischtennis spielen
Slide 7 - Quizvraag
A
singen
B
Rad fahren
C
schwimmen
D
reiten
Slide 8 - Quizvraag
A
Volleyball spielen
B
Fußball spielen
C
Minigolf spielen
D
Schlittschuh laufen
Slide 9 - Quizvraag
A
reiten
B
Ski laufen
C
Rad fahren
D
malen
Slide 10 - Quizvraag
A
Rad fahren
B
Ski laufen
C
Eislaufen
D
tanzen
Slide 11 - Quizvraag
A
Leichtathletik machen
B
surfen
C
segeln
D
tanzen
Slide 12 - Quizvraag
A
Leichtathletik machen
B
surfen
C
segeln
D
tanzen
Slide 13 - Quizvraag
A
der Sportverein
B
der Spitzensportler
C
der Radfahrer
Slide 14 - Quizvraag
de wereldkampioen
A
der Kampioen
B
der Europameister
C
der Weltmeister
Slide 15 - Quizvraag
A
das Fußballfeld
B
der Sportverein
C
die Kondition
Slide 16 - Quizvraag
A
Tafeltennis spielen
B
Tischtennis spielen
C
Tischtennissen
Slide 17 - Quizvraag
A
gewinnen
B
üben
C
trainieren
D
singen
Slide 18 - Quizvraag
Je hebt net 13 (nieuwe) Duitse woorden geleerd. Weet je nog welke er waren? Schrijf zo veel op als jij je kan herinneren.
timer
1:00
Slide 19 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 20 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 21 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 22 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 23 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 24 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 25 - Open vraag
Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?
Slide 26 - Open vraag
Fußball
Slide 27 - Tekstslide
Die Mannschaft
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Was bedeuten die Wörter?
Slide 30 - Tekstslide
Freistoß
A
gele kaart
B
gratis
C
vrije dag
D
vrije trap
Slide 31 - Quizvraag
Tor
A
poort
B
deur
C
goal / doel
D
kaars
Slide 32 - Quizvraag
Mauer
A
boer
B
muurtje
C
vrije trap
D
schwalbe
Slide 33 - Quizvraag
Schwalbe
A
fopduik / schwalbe
B
rode kaart
C
gele kaart
D
fietsen
Slide 34 - Quizvraag
Schiedsrichter
A
verdediger
B
doelman
C
smid
D
scheidsrechter
Slide 35 - Quizvraag
Stürmer
A
verdediger
B
lijnrechter
C
aanvaller
D
kerstboom
Slide 36 - Quizvraag
Eigentor
A
last-minute-goal
B
goal in eigen doel
C
kerstcadeau
D
buiten spel
Slide 37 - Quizvraag
Je hebt net 13 (nieuwe) Duitse woorden geleerd. Weet je nog welke er waren? Schrijf zo veel op als jij je kan herinneren.
timer
1:00
Slide 38 - Open vraag
Die Mädchen machen auch Parkour. Wie viele Mädchen machen hier mit?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 39 - Quizvraag
Vor jedem Training sollst du........... (voor elke training moet je....)
A
aufwärmen
B
gut ausschlafen
C
keine Angst haben (niet bang zijn)
D
nichts essen
Slide 40 - Quizvraag
Was musst du bei diesem Sport immer bei dir haben?