spelling

spelling
KORTE KLANK
              LANGE KLANK                                                                            
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

spelling
KORTE KLANK
              LANGE KLANK                                                                            

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Vandaag leren we hoe we woorden schrijven met een korte klank en met een lange klank aan het einde van een klankgroep.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een klankgroep?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Wanneer spreek je van een korte klank?
A
Als je een a, i, o, e of u aan het eind van een klankgroep hoort.
B
Als je geen verschil hoort.
C
Als je een aa, ii, oo, ee of uu aan het eind van een klankgroep hoort.
D
Er is geen verschil tussen een korte en lange klank.

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord met een korte klank
staat goed geschreven?
A
vissen
B
visen
C
viissen
D
viisen

Slide 6 - Quizvraag

Peter gaat naar de ...... voor brood.
A
baker
B
baakker
C
bakker
D
baaker

Slide 7 - Quizvraag

Regels korte klank
1) Ik lees het woord hardop op
2) Ik zeg het woord in mijn hoofd
3) Ik hak het woord in klankgroepen
4) Ik hoor aan het einde van de klankgroep een korte klank dan schrijf ik er een medeklinker bij
5) Ik schrijf het woord op

Slide 8 - Tekstslide

timer
3:00
Welke woorden ken jij al met een korte klank?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Video

Wanneer spreek je van een lange klank?
A
Als je geen verschil hoort.
B
Als je een a, i, o, e of u aan het eind van een klankgroep hoort.
C
Er is geen verschil tussen een korte of lange klank.
D
Als je een aa, ii, oo, ee of uu aan het eind van een klankgroep hoort.

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord met een lange klank staat goed geschreven?
A
waatter
B
water
C
watter
D
waater

Slide 12 - Quizvraag

Juf Eva loopt met paraplu in de ..... .

A
reegen
B
regen
C
reggen
D
reeggen

Slide 13 - Quizvraag

Regels lange klank
1) Ik lees het woord hardop op
2) Ik zeg het woord in mijn hoofd
3) Ik hak het woord in klankgroepen
4) Ik hoor aan het einde van de klankgroep een lange klank dan haal je 1 stukje van de klank weg
5) Ik schrijf het woord op

Slide 14 - Tekstslide

timer
3:00
Welke woorden ken jij al met een lange klank?

Slide 15 - Woordweb

Korte of lange klank ?
Hierna volgen quizvragen. Er staan vragen met korte en lange klanken door elkaar. Weet jij ze goed te beantwoorden?

Slide 16 - Tekstslide

Waar wordt het woord juist uitgesproken?
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke woorden hoor je een lange klank?
A
krokodil
B
kussen
C
vragen
D
potten

Slide 18 - Quizvraag

Heeft het woord emmer een korte of lange klank?
A
B

Slide 19 - Quizvraag

Afsluiting
Bespreek met je schoudermaatje wat je geleerd hebt? Vertel aan elkaar voorbeelden van woorden met een korte klank en met een lange klank.
Jullie zijn TOPPERS (korte klank)

Slide 20 - Tekstslide