Starttaal 3F thema 2 schrijven 4.2

Welkom, fijn dat je er bent!
Lesdoel: ik kan met behulp van een schrijfschema een tekst schrijven die afgestemd is op mijn schrijfdoel. 

Maar eerst . . . activeren van onze voorkennis. Wat weten we nog?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom, fijn dat je er bent!
Lesdoel: ik kan met behulp van een schrijfschema een tekst schrijven die afgestemd is op mijn schrijfdoel. 

Maar eerst . . . activeren van onze voorkennis. Wat weten we nog?

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer mag je dubbele aanhalingstekens gebruiken?
A
Als je de woorden die iemand gezegd heeft letterlijk wilt citeren.
B
Als je de nadruk wilt leggen op één bepaald woord.
C
Als je het tegenovergestelde bedoelt van wat je opschrijft.
D
Als je een woord extra wilt laten opvallen.

Slide 2 - Quizvraag

Lees de volgende tekst.
Donor worden, hoe gaan we dat regelen?
Wil jij donor worden? Donor worden moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Het is belangrijk om erover na te denken en er over te praten met mensen uit je omgeving. Mensen vinden het vaak moeilijk om over de eigen dood na te denken en te praten. Maar als je gaat nadenken of je donor wilt worden, moet dat toch. Want je moet eerst overlijden, voordat je weefsels en/of organen kan geven.
Hoe is het donorschap wettelijk geregeld? Vind jij de huidige wetgeving goed geregeld of moet er iets veranderen?

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor een soort tekst kan je bij deze opdracht het best schrijven
A
uiteenzetting
B
betoog
C
tekst voor een folder

Slide 4 - Quizvraag

En wat is dan het hoofddoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor een tekststructuur ligt voor de hand?
A
Vraag - antwoordstructuur
B
Tijdsstructuur
C
Probleem- oplossingsstructuur
D
Voordelen – nadelenstructuur

Slide 6 - Quizvraag

Een schrijfschema maken 

Slide 7 - Tekstslide

Het schrijfschema uitwerken
Als je je hebt voorbereid op de tekst, ga je verder met de tweede fase van het schrijfproces: uitvoeren. In deze fase schrijf je aan de hand van het schrijfschema een tekst met een inleiding, middenstuk en slot.
De inleiding en het slot vormen elk één alinea. Het middenstuk bestaat uit meerdere alinea’s. Bij elke nieuwe deelvraag of elk nieuw argument begin je een nieuwe alinea. Een alinea mag niet te lang worden. Als de alinea te lang wordt, moet je hem splitsen. Soms bestaat het antwoord op één deelvraag of de uitwerking van een argument dus uit meerdere alinea’s.
Om je tekst prettig leesbaar te maken en om ervoor te zorgen dat de lezer je gedachtegang kan volgen, zorg je dat zinnen en alinea’s met elkaar samenhangen. Je kunt signaalzinnen en signaalwoorden gebruiken om het verband tussen zinnen en alinea’s duidelijk te maken.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Starttaal 3F
Thema 2
Hoofdstuk 4.2
Opdracht 4,5& 6

Slide 12 - Tekstslide