2.1 Transportsystemen

Thema 2 Transport
2.1 Transportsystemen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Transport
2.1 Transportsystemen

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Wat weet je al?
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open vraag

Waar denk je aan bij transport?

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende circulatiesystemen bij eukaryoten herkennen en de functies van een bloedsomloop benoemen.
  • Je kunt de embryonale bloedsomloop van de mens beschrijven en verschillen en overeenkomsten aangeven met de bloedsomloop na de geboorte.

Slide 5 - Tekstslide

Open bloedsomloop
Gesloten bloedsomloop

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Amfibie
Reptiel

Slide 10 - Tekstslide

Bloedsomloop foetus
(BINAS 84B)
Verschillen t.o.v volwassenen
  • ovale venster (foramen ovale)
  • ductus Botalli (ductus arteriosis)

Na geboorte:
  • sluiten van ovale venster
  • verdwijnen van ductus Botalli

Slide 11 - Tekstslide

Voor geboorte
Na geboorte

Slide 12 - Tekstslide

HUISWERK
Maak van 2.1 Transportsystemen opdrachten 1 t/m 8

Slide 13 - Tekstslide

Is deze bloedsomloop open of gesloten? En enkelvoudig of dubbel?
A
Open, enkelvoudig
B
Open, dubbel
C
Gesloten, enkelvoudig
D
Gesloten, dubbel

Slide 14 - Quizvraag

Welk dier heeft een enkelvoudige, gesloten bloedsomloop?
A
Zalm
B
Wesp
C
Paard
D
Kangaroo

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor bloedsomloop
heeft een vis?
A
Enkelvoudige gesloten bloedsomloop
B
Enkelvoudige open bloedsomloop
C
Dubbele gesloten bloedsomloop
D
Dubbele open bloedsomloop

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 17 - Quizvraag

Welke bloedvaten horen de bij de grote bloedsomloop?
A
bloedvat 2 en 6
B
bloedvat 3 en 6
C
bloedvat 2 en 5

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?
A
Het lichaam van zuurstof voorzien
B
Zuurstof ophalen bij de longen
C
De hersenen van zuurstof voorzien
D
Zuurstof uit de lucht halen

Slide 19 - Quizvraag

Als bloed de GROTE bloedsomloop IN stroomt, dan...
A
is het zuurstof-arm
B
heeft het een blauwe kleur
C
heeft het een rode kleur
D
is het zuurstof-rijk

Slide 20 - Quizvraag

Soms sluit het ovale venster niet goed na de geboorte. Mensen met die aandoening hebben vaak een groter hart. Hoe komt dat?
A
Het hart moet harder werken omdat er meer bloed in de boezems komt
B
Het hart moet harder werken omdat er anders te weinig zuurstof bij de cellen komt
C
Het hart moet harder werken omdat het bloed dat in de longen komt te weinig zuurstof bevat
D
Het hart moet harder werken omdat het bloed in de aorta te veel zuurstof bevat

Slide 21 - Quizvraag

Stroomt het bloed door het ovale venster vooral van de linkerboezem naar de rechterboezem of andersom? (hint: waar stroomt meer bloed door, de longader of de holle aders?)
A
van linkerboezem naar rechterboezem
B
van rechterboezem naar linkerboezem

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet het stukje in het hart van het embryo waar het bloed door gaat om niet langs de longen te komen?
A
ductus botali
B
ductus venosus
C
navelstrengslagader
D
ovale venster

Slide 23 - Quizvraag

De ductus Botalli voorkomt dat er te veel bloed naar de embryonale longen stroomt. Jan en Piet bestuderen voor de toets de bloedsomloop en beredeneren wat de reden kan zijn dat de bloedstroom naar de longen van de foetus gering is.
Jan: Het bloed dat naar de longen van de foetus gaat is alleen bedoeld om die longen te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en om afvalstoffen van die longen af te voeren.
Piet: Het longweefsel van de foetus zou bij een te grote toestroom van bloed beschadigd kunnen raken.

Vraag: Wie van de leerlingen doet een juiste bewering?
A
Geen van beiden
B
Alleen Jan
C
Alleen Piet
D
Beiden

Slide 24 - Quizvraag

Is het hartminuutvolume van de kleine bloedsomloop gelijk aan die van de grote bloedsomloop?
A
Nee
B
Alleen in rust
C
Ja, altijd
D
Geen idee

Slide 25 - Quizvraag


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 26 - Quizvraag

Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop. Zoogdieren redden het daarmee niet. Waarom niet?
A
Vissen bewegen weinig en hebben dus niet zoveel zuurstof nodig
B
Het hart van vissen pompt krachtiger, waardoor een tweede keer niet nodig is
C
Zoogdieren zijn warmbloedig en verbruiken meer energie en zuurstof
D
Zoogdieren hebben longen en geen kieuwen. Dat werkt minder efficiënt.

Slide 27 - Quizvraag