3H - 12-3 - Naamvallen

Was machen wir heute?
* HERHALING naamvallen

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
* HERHALING naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 3 - Sleepvraag

der-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV.
1e
Der 
die
das
die
3e
dem
der
dem
den +-n
4e
den
die
das
die
der-gruppe: dies-, jed-, welch-,solch-, all-, manch-

Slide 4 - Tekstslide

ein-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV. 
1e
ein
eine
ein
keine
3e
einem
einer
einem
keinen +-n
4e
einen
eine
ein
keine
ein-Gruppe: kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-

Slide 5 - Tekstslide


  1. Staat er een voorzetsel in, ja-> 3e of 4e naamval?
    OF 
    Keuzevoorzetsel? 3e of 4e naamval

Nee->
  1. Heb ik te maken met onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp ?
  2. Is het zelfstandignaamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?

Slide 6 - Tekstslide

Ontleden en invullen

Mijn zus geeft mijn moeder een cadeau. 
- Mein.... Schwester gab mein.... Mutter ein.... Geschenk (s).

 Ik ga op vakantie met mijn vrienden. 
- Ich fahre mit mein.... Freunde.... in Urlaub. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
durch                      für
ohne                        um
gegen                     bis
entlang

Slide 8 - Tekstslide

voorzetsels 3e naamval
aus                       bei
mit                        nach
seit                       von
zu                          außer
gegenüber

Slide 9 - Tekstslide

Wechselpräpostionen

dezelfde situatie
volledige nieuwe situatie
Das Poster hängt an der Wand.
Ich hänge das Poster an die Wand. 
Ich sitze auf diesem Stuhl.
Ich setze mich auf diesen Stuhl.
Er ist in dem Restaurant.
Er kommt in das Restaurant.
Die Lampe hängt über dem Tisch.
Er hängt die Lampe über den Tisch.
In de zinnen links en rechts zie je dezelfde voorzetsels, maar aan beide kanten zie je een andere naamval.
dezelfde situatie = derde naamval (d = d) vergelijkbaar met stilstand (waar?)
volledig nieuwe situatie = vierde naamval (v = v) vergelijkbaar met beweging (waarheen?)

Slide 10 - Tekstslide

Wechselpräpostionen

Als deze voorzetsels voorkomen moet je je afvragen of je met dezelfde situatie te maken hebt of dat je met een volledig nieuwe situatie.
In de volgende oefening ga je de situaties leren te herkennen.

Slide 11 - Tekstslide

Wechselpräpositionen
Bij tijdsaanduiding --> als je kunt vragen wann? (wanneer?)
--> 3e naamval na de Wechselpräpositionen

Slide 12 - Tekstslide

Ich warte vor dem Kino auf dich.
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 13 - Quizvraag

Ich lege das Buch auf den Tisch.
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 14 - Quizvraag

Ich habe ein.... Auto (s) gestohlen
A
ein
B
einen
C
einem
D
eine

Slide 15 - Quizvraag

Ich gab mein... Schwester ein Buch.
A
meine
B
meinem
C
meiner
D
meinen

Slide 16 - Quizvraag

Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen

Slide 17 - Quizvraag

Ich sehe d... Mann.
A
dem
B
der
C
den

Slide 18 - Quizvraag

Wir fahren an den Strand.
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 19 - Quizvraag

Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem

Slide 20 - Quizvraag

Der Baum steht neben dem Haus.
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 21 - Quizvraag

Sie schenkt ihr... Schwester Blumen
A
ihrer
B
ihre
C
ihrem
D
ihren

Slide 22 - Quizvraag

D... Kind lacht.
A
das
B
den
C
dem
D
der

Slide 23 - Quizvraag

D... Mann liest d... Buch.
A
der, dem
B
den, das
C
der, den
D
der, das

Slide 24 - Quizvraag

Er schreibt sein... Freund.
A
seinem
B
seinen
C
seiner
D
sein

Slide 25 - Quizvraag

Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de grammatica vindt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll