In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Naamvallen
1e, 3e, 4e, voorzetsels, keuzevoorzetsels
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Je weet wat de 1e, 3e en 4e naamval inhoudt
Je kent de voorzetsels met de 3e en 4e naamvallen
Je kent de keuzevoorzetsels
Je kent het stappenplan
Je kunt de naamvallen toepassen in zinnen
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zat het ook alweer?
Slide 3 - Tekstslide
1e naamval
4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
Slide 4 - Sleepvraag
der-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV.
1e
der
die
das
die
3e
dem
der
dem
den +-n
4e
den
die
das
die
der-gruppe: dies-, jed-, welch-,.....
Slide 5 - Tekstslide
ein-Gruppe
Mnl
Vrl
Onz.
MV.
1e
ein
eine
ein
keine
3e
einem
einer
einem
keinen +-n
4e
einen
eine
ein
keine
ein-Gruppe: mein-, dein-, sein-,......
Slide 6 - Tekstslide
Stappenplan
1.Staat er "es gibt" in de zin?
ja --> 4e naamval
2. Staat er een voorzetsel in de zin?
voorzetsel met 3e naamval: aus, außer, bei, mit, nach, seit, von, zu
voorzetsel met de 4e naamval: durch, für, ohne, um, gegen, bis
keuzevoorzetsel 3e of 4e naamval: an, auf, hinter, in, neben, vor, über, unter, zwischen
3. ontleden
1e naamval = onderwerp
3e naamval = meewerkend voorwerp
4e naamval = lijdend voorwerp
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld:
Mein.... Schwester gab mein.... Mutter ein.... Geschenk (s).
1. es gibt?
2. voorzetsels?
3. ontleden?
stap 1 en 2 vallen af, dus ontleden.
Meine Schwester (onderwerp, 1e naamval) gab meiner Mutter (meewerkend voorwerp, aan mijn moeder, 3e naamval) ein Geschenk (lijdend voorwerp, 4e naamval)
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld 2:
Ich fahre mit mein.... Freunde.... in Urlaub.
1. es gibt?
2. voorzetsels?
3. ontleden?
mit = voorzetsel met 3e naamval.
Ich fahre mit meinen Freunden in Urlaub
Slide 9 - Tekstslide
Oh ja, zo zat het!
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Ik zou graag meer uitleg willen met betrekking tot het stappenplan van de naamvallen
😒🙁😐🙂😃
Slide 11 - Poll
Zelf testen
Slide 12 - Tekstslide
D... Kind lacht.
A
das
B
den
C
dem
D
der
Slide 13 - Quizvraag
D... Mann liest d... Buch.
A
der, dem
B
den, das
C
der, den
D
der, das
Slide 14 - Quizvraag
Ich sehe d... Mann.
A
dem
B
der
C
den
Slide 15 - Quizvraag
Ich habe ein.... Auto (s) gestohlen
A
ein
B
einen
C
einem
D
eine
Slide 16 - Quizvraag
Ich gab mein... Schwester ein Buch.
A
meine
B
meinem
C
meiner
D
meinen
Slide 17 - Quizvraag
Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen
Slide 18 - Quizvraag
Sie schenkt ihr... Schwester Blumen
A
ihrer
B
ihre
C
ihrem
D
ihren
Slide 19 - Quizvraag
Er schreibt sein... Freund.
A
seinem
B
seinen
C
seiner
D
sein
Slide 20 - Quizvraag
Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem
Slide 21 - Quizvraag
evaluatie
Slide 22 - Tekstslide
Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de naamvallen vindt.
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Geef hieronder aan of je extra hulp nodig hebt bij de naamvallen (10 is veel hulp, 0 is geen hulp)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.