In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lesprogramma
Studiewijzer + proefwerk afspreken (21 september)
Terugblik vorige les (5 min.)
Uitleg §1.2 (25 min.)
Opgaven maken (huiswerk 20 min.)
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen vorig les
Door wie wordt je als consument beïnvloed?
Wat is marketing en waaruit bestaat dat?
Wat voor soorten reclame zijn er?
Slide 2 - Tekstslide
Door wie wordt je als consument beïnvloed?
Commerciële beïnvloeding
Sociale beïnvloeding
Slide 3 - Tekstslide
Wat is marketing en waaruit bestaat dat?
Productbeleid
Prijsbeleid
Plaatsbeleid
Promotiebeleid
Personeelsbeleid
Presentatiebeleid
Slide 4 - Tekstslide
§1.3 Budgetteren moet je leren
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat voor inkomsten en uitgaven kun je hebben?
Waarom budgetteren nodig is en hoe doe je dat?
Hoe maak je berekeningen om te kunnen budgetteren?
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoel 1
Wat voor inkomsten en uitgaven kun je hebben?
Slide 7 - Tekstslide
Welke inkomsten heb jij allemaal?
Slide 8 - Woordweb
Inkomsten
Uit arbeid
Uit bezit
Uit inkomensoverdracht
Slide 9 - Tekstslide
Ik verhuur mijn vakantiehuis in Oostenrijk
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit overdracht
Slide 10 - Quizvraag
Ik heb een WW-uitkering om dat ik tijdelijk werkloos ben.
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit overdracht
Slide 11 - Quizvraag
Welke uitgaven heb jij allemaal?
Slide 12 - Woordweb
Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Slide 13 - Tekstslide
Ik ga naar de kapper.
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
Slide 14 - Quizvraag
Ik koop een nieuwe mobiel
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
Slide 15 - Quizvraag
Ik betaal mijn Netflix abonnement
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
Slide 16 - Quizvraag
Leerdoel 2
Waarom budgetteren nodig is en hoe doe je dat?
Slide 17 - Tekstslide
Wat is budgetteren?
Het afstemmen van inkomsten en uitgaven.
Slide 18 - Tekstslide
Mijn inkomsten zijn € 1.100,-, mijn uitgaven zijn deze maand € 1.150,-. Wat moet ik doen?
Slide 19 - Open vraag
Wordt er thuis bijgehouden wat de inkomsten zijn en wat de uitgaven zijn?
Ja
Nee
Slide 20 - Poll
Budgetteren =
Het afstemmen van de uitgaven op de inkomsten
Slide 21 - Tekstslide
Begroting =
Overzicht van alle inkomsten en uitgaven.
Slide 22 - Tekstslide
Leerdoel 3
Hoe maak je berekeningen om te kunnen budgetteren?
Slide 23 - Tekstslide
€ 5,- per week =
A
€ 20,- per maand
B
€ 21,67 per maaand
Slide 24 - Quizvraag
Omrekenen
Slide 25 - Tekstslide
Ik ontvang 420,- per kwartaal (3 maanden). Hoeveel is dat per week?
Slide 26 - Open vraag
Stel: Je koopt nu een iPad voor € 380,- Over 3 jaar kun je jouw oude verkopen voor € 100,- via marktplaats. Een nieuwe kost dan € 395,- Wat moet je welke maand sparen om dan de nieuwe te kunnen kopen?
Slide 27 - Open vraag
Reserveren
Reserveren = sparen
Slide 28 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat voor inkomsten en uitgaven kun je hebben?
Waarom budgetteren nodig is en hoe doe je dat?
Hoe maak je berekeningen om te kunnen budgetteren?