par 3.4 atoombouw

Leerdoel van deze les
Je weet dat een atoom is opgebouwd uit: electronen, protonen en neutronen
Je weet waar de kerndeeltjes in het atoom zitten
Je weet wat een isotoop is
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel van deze les
Je weet dat een atoom is opgebouwd uit: electronen, protonen en neutronen
Je weet waar de kerndeeltjes in het atoom zitten
Je weet wat een isotoop is

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Een atoom bestaat uit...
A
Een kern en een elektronenwolk
B
Een harde knikker
C
Een zon met daar omheen planeten
D
Gel

Slide 9 - Quizvraag

In de kern van een atoom bevinden zich...
A
Protonen
B
Neutronen
C
Protonen en elektronen
D
Neutronen en protonen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het atoommodel volgens Rutherford en het atoommodel volgens Bohr?
A
Volgens Rutherford zitten protonen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
B
Volgens Rutherford zitten neutronen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
C
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in schillen om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in een wolk.
D
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in een wolk om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.

Slide 11 - Quizvraag

Een isotoop is ...
A
...een atoom met hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
B
...een atoom met hetzelfde aantal elektronen, maar een verschillend aantal neutronen.
C
...een atoom met hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal elektronen.
D
...een atoom met hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal protonen.

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kan een atoom beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford.
  • Je kan een atoom beschrijven met behulp van het atoommodel van Bohr.
  • Je weet wat isotopen zijn.
  • Je kan de massa van een atoom bepalen.

Slide 13 - Tekstslide

De bouw van een atoom

Het atoommodel van Rutherford:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zit een wolk van elektronen
  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De bouw van een atoom

Het atoommodel van Bohr:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zitten elektronen georganiseerd in schillen
  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 16 - Tekstslide

Het atoommodel
Het model van Bohr is eigenlijk voortgekomen uit het model van Rutherford (Bohr was een student van Rutherford).

Gemeenschappelijk in beide modellen:
  • Een kern met daarin protonen en neutronen
  • Om de kern elektronen

Slide 17 - Tekstslide

Het atoommodel
Protonen (Kern)
  • Massa: 1 u (atomaire massa eenheid),  uiterst klein beetje
  • Lading: +1  

Neutronen (Kern)
  • Massa: 1 u (atomaire massa eenheid, )  
  • Lading: 0

Elektronen (Wolk/Schillen)
  • Massa: verwaarloosbaar
  • Lading: -1  

Slide 18 - Tekstslide

Het atoommodel
Protonen
  • Aantal protonen bepaalt indentiteit atoom --> Atoomnummer

Neutronen

  • Deeltjes die zorgen dat de positieve deeltjes bij elkaar blijven
  • Neutronen en protonen zitten samen in de kern
  • Massagetal = aantal deeltjes in kern = protonen + neutronen
  • Atoommassa is ongeveer gelijk aan aantal deeltjes in de kern

Elektronen

  • Aantal elektronene is gelijk aan aantal protonen bij atoom (elektrisch neutraal)

Slide 19 - Tekstslide

Het atoommodel voor een O-atoom
Voorbeeld: Zuurstof     

  • Atoomnummer 8 (PSDE)
  • 8 protonen (want atoomnummer = aantal protonen)
  • 8 elektronen (want atoom is elektrisch neutraal)
  • PSDE: Atoommassa = 16.00, dus 16 kerndeeltjes
  • 8 neutronen (want 16 kerndeeltjes, waarvan 8 protonen)

Slide 20 - Tekstslide

Het atoommodel voor een K-atoom
Voorbeeld: Kalium

  • Atoomnummer 19 (PSDE)
  • 19 protonen (want atoomnummer = aantal protonen)
  • 19 elektronen (want atoom is elektrisch neutraal)
  • PSDE: Atoommassa = 39,10, dus 39 kerndeeltjes
  • 20 neutronen ( 39 - 19 = 20 )

Slide 21 - Tekstslide

Het atoommodel
Vul de tabel in voor Rf

Slide 22 - Tekstslide

Het atoommodel

Slide 23 - Tekstslide

Het atoommodel
K-schil: 2 elektronen
L-schil: 8 elektronen
M-schil:
  • 8 elektronen als buitenste schil
  • 18 als niet de buitenste schil
N-schil
  • 8 elektronen als buitenste schil
  • 18 als één-nabuitenste schil
  • 36 als niet de buitenste of één-nabuitenste schil


Slide 24 - Tekstslide

Het atoommodel

Slide 25 - Tekstslide

Het atoommodel

Slide 26 - Tekstslide

Welk atoom is dit?

Slide 27 - Tekstslide

Welk atoom is dit?

Slide 28 - Tekstslide

Het atoommodel
Voorbeeld: Chloor
  • Atoomnummer 17 (PSDE)
  • 17 protonen (want atoomnummer = aantal protonen)
  • 17 elektronen (want atoom is elektrisch neutraal)
  • PSDE: Atoommassa = 35.45, dus 36 kerndeeltjes
  • 19 neutronen (want 36 kerndeeltjes, waarvan 17 protonen)

Slide 29 - Tekstslide

Isotopen
Isotopen: Zelfde aantal protonen, maar verschillend aantal neutronen
  • Tabel 25 BINAS

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak de eerste 10 atomen van het periodiek systeem.

Maken 23 t/m 26




Slide 31 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Bespreken 23 t/m 26

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoel van deze les
Je weet dat een atoom is opgebouwd uit: electronen, protonen en neutronen
Je weet waar de kerndeeltjes in het atoom zitten
Je weet wat isotopen zijn

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 28 en 29

Slide 34 - Tekstslide