Herhalingsoefeningen VTT

• NT2 WS
• Hoger onderwijs

 de vtt

Schrijf de correcte vorm van de vtt.

Een voorbeeld:

actie (werkwoord): studeren

Ik heb gisteren ...

Antwoord: gestudeerd

1. De normale VTT

Denk aan SoFTKeTCHuP!

actie (werkwoord): wandelen
Ik heb vorig weekend in het park...

actie (werkwoord): maken
Hij heeft gisteren zijn huiswerk ...

actie (werkwoord): dansen
Wij hebben vorige zaterdag ...

actie (werkwoord): luisteren
Heb jij gisteren naar de radio...?

actie (werkwoord): wachten
Ik heb lang op de bus...

actie (werkwoord): schilderen
Zij heeft gisteren haar slaapkamer ...

actie (werkwoord): telefoneren
Heb jij gisteren naar Koen ...?

actie (werkwoord): fietsen
Zij hebben vorige zaterdag veel ...

actie (werkwoord): poetsen
Heb jij de keuken ...?

actie (werkwoord): winkelen
Hij heeft gisteren in Brussel ...

actie (werkwoord): betalen
Hoeveel heb jij ...?

actie (werkwoord): trouwen
Wanneer zijn zij ...?

actie (werkwoord): bellen
Zij heeft gisteren naar de dokter...

actie (werkwoord): spelen
Wij hebben gisteren voetbal...

actie (werkwoord): stofzuigen
Ik heb de slaapkamer ...

actie (werkwoord): leggen
Hij heeft zijn boek op de tafel...

actie (werkwoord): werken
Ik heb vroeger in een supermarkt...

2. De speciale VTT

Gebruik het OPZOEKBOEKJE op pagina 173.

actie (werkwoord): kopen
Ik heb gisteren nieuwe schoenen ...

actie (werkwoord): lachen
Wij hebben gisteren veel ...

actie (werkwoord): rijden
Hij is gisteren naar Antwerpen ...

actie (werkwoord): schrijven
Zij heeft een correct antwoord...

actie (werkwoord): wassen
Ik heb mijn kleren ...

actie (werkwoord): drinken
Ik heb vanochtend koffie ...

actie (werkwoord): slapen
Heb jij goed ...?

actie (werkwoord): begrijpen
Ik heb je niet goed ...

actie (werkwoord): strijken
Heb jij de hemden ...?

actie (werkwoord): eten
Wat heb jij gisteren ...?

actie (werkwoord): kijken
Zij heeft gisteren naar de televisie ...

actie (werkwoord): bezoeken
Wanneer heb jij je familie ...?

actie (werkwoord): breken
Hij heeft zijn been...

actie (werkwoord): helpen
Mijn buurman heeft me ...

actie (werkwoord): bakken
Zij heeft gisteren lekkere koekjes...

actie (werkwoord): krijgen
Ik heb een mooi cadeau ...

3. De normale en de speciale vtt

Kies het juiste antwoord.

Hij heeft een sigaret...

1. gerookd
2. geroken
3. gerookt

Zij heeft gisteren in het park...

1. gelopen
2. geloopt
3. geloopd

Ik heb twee kilo tomaten...

1. gekoopt
2. gekoopd
3. gekocht

Zij heeft de kleren...

1. gewast
2. gewasd
3. gewassen

Hij heeft gisteren een boek ...

1. gelezen
2. geleest
3. geleesd

Waar heb jij boodschappen...?

1. gedoent
2. gedaan
3. gedoend

Heb jij gisteren...?

1. gewerken
2. gewerkt
3. gewerkd

Heb jij gisteren onze leraar...?

1. gezien
2. geziet
3. gezied

Wie heeft het huiswerk...?

1. gemaken
2. gemaakt
3. gemaakd

Wij hebben gisteren op het feest veel...

1. gedansent
2. gedansd
3. gedanst

Hij heeft in het weekend veel ...

1. gesport
2. gespord
3. gesporten

Zij heeft haar kinderen ...

1. geholpen
2. gehelpt
3. gehelpd