De voltooide tijden

De voltooide tijden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
2BSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De voltooide tijden

Slide 1 - Tekstslide

Succescriteria
Ik kan in een tekst de werkwoordstijd afleiden.

Ik herken een voltooid deelwoord in een zin.

Ik kan gegeven werkwoorden in de gevraagde tijd vervoegen: VTT & VVT.

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een voltooid deelwoord...

Slide 3 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord? 
  • Het voltooid deelwoord geeft aan dat is afgerond is, het is voltooid. 
       TIP: staat vaak achteraan in de zin

Ik heb lang gezwommen in de zee. / Ik zwem nu niet meer.

  • Het voltooid deelwoord is een werkwoord dat nooit van vorm zal veranderen.
  • Dit is dus anders dan de persoonsvorm

Ik zwem in de zee / Basil zwem(t) in de zee
Ik heb gezwommen in de zee / Basil heeft gezwommen in de zee

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken
  • Tijdstip in het verleden - geen tijdsduur
  • De gebeurtenis is voltooid
  • De nadruk ligt op het resultaat van de gebeurtenis

PV van hebben/ worden/zijn in de OTT + voltooid deelwoord

  • Ik heb gegeten
  • Ik word gevolgd
  • Ik ben gevallen





3 mogelijke hulpwerkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken
  • Tijdstip in het verleden voor een ander feit in het verleden
                   Ik had eerst gegeten, daarna heb ik gezwommen.
  • De gebeurtenis was in het verleden al voltooid

PV
van hebben/worden/zijn in de OVT + voltooid deelwoord

  • Ik had gegeten
  • Ik werd gevolgd
  • Ik was gevallen

  • 3 mogelijke hulpwerkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Regel regelmatige werkwoorden 
Stap 1: Het vervoegen van de PV doe je net als bij de O.V.T
                Ik had - wij hadden / Ik werd - wij werden / Ik was - wij waren

Stap 2: Het vervoegen van het VD doe je zo:
                a. Neem het infinitief (bv: stofzuigen)
                b. Knip de '-en' af en kijk naar de laatste letter (bv: stofzuig)
                c. Is deze letter een medeklinker van 'T SeXY FoKSCHaaP?
                            Ja? -> ge + stam + t
                            Neen? -> ge + stam + d (bv: ik had gestofzuigd)

Slide 9 - Tekstslide

Regel onregelmatige werkwoorden 
Ge + infinitief
ge-gaan
Ge + klankverandering
ge - zwommen
Scheidbare werkwoorden (mixer)
op - ge - staan
Voorvoegsel: be-, her-, ver-, ge-, ont-
Bezoeken → bezocht
Herkennen → herkend
Verliezen → verloren
Ontdekken → ontdekt
Geloof (van geloven) → geloofd


Slide 10 - Tekstslide

Geef mij de 3 hulpwerkwoorden die je nodig hebt.

Slide 11 - Open vraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Waarom ... Tim je niet?
A
gelooft
B
geloofdt
C
geloofd

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Wanneer ... onze school naar het nieuwe gebouw?
A
verhuisd
B
verhuisdt
C
verhuist

Slide 13 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Zo heb ik het echt niet... !
A
bedoelt
B
bedoeldt
C
bedoeld

Slide 14 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Dillan ... dat hij ons gaat helpen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 15 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Er is gisteren een ernstig busongeluk ... .
A
gebeurdt
B
gebeurd
C
gebeurt

Slide 16 - Quizvraag

0

Slide 17 - Video

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Dat meisje met haar rode haar ... heel snel.
A
verbrandt
B
verbrant
C
verbrand

Slide 18 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

De politie ... de verdachte al urenlang.
A
verhoord
B
verhoordt
C
verhoort

Slide 19 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Heb je mijn mail al ... ?
A
beantwoordt
B
beantwoord

Slide 20 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Ronald ... de taart in twaalf gelijke stukken.
A
verdeelt
B
verdeeld

Slide 21 - Quizvraag

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
De gemeente ... de fout geparkeerde fietsen.
A
verdwijdert
B
verwijderd

Slide 22 - Quizvraag

In welke tijd staat onderstaande zin?
Tijdens de vakantie is hij van zijn fiets gevallen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 23 - Quizvraag

In welke tijd staat onderstaande zin?
De aannemer moet morgen het huis opleveren.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 24 - Quizvraag

In welke tijd staat onderstaande zin?
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf het voltooid deelwoord juist.
De bakker heeft ... (bellen) dat je de taart mag ophalen.

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord juist.
Erik, het is ... (gebeuren)!

Slide 27 - Open vraag