5V - Chpt 1 - Grammaire A

5V - Grammaire Chapitre 1
) het betrekkelijk voornaamwoord: qui, que et dont
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

5V - Grammaire Chapitre 1
) het betrekkelijk voornaamwoord: qui, que et dont

Slide 1 - Tekstslide

Het betrekkelijk voornaamwoord: 
qui / que / dont
Het betrekkelijk voornaamwoord staat altijd aan het begin van een bijzin en slaat terug op (heeft betrekking op) een woord(groep) uit de hoofdzin (antecedent). 
De functie binnen de bijzin bepalen welk pronom relatif je in het Frans moet gebruiken. Het maakt daarbij meestal niet uit of het om personen of dingen gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Resumé:
- qui is het onderwerp in de bijzin.
ex: L'homme qui marche est un acteur célèbre. = De man die loopt is een bekende acteur.
- que / qu' is het lijdend voorwerp in de bijzin.
ex: L'homme que tu vois est un acteur célèbre. = De man die je ziet is een bekende acteur.
- dont wordt gebruikt als vervanging van 'de'. Vaak met werkwoorden die voorzetsel DE altijd gebruiken.
ex: L'homme dont tu parles est un acteur célèbre = De man over wie je praat is een bekende acteur.
ex:  Voldemort est l'ennemi de Harry Potter -> Voldemort, dont Harry Potter est l'ennemi, est très méchant.
* de bijzin is schuingedrukt.

Slide 4 - Tekstslide

DONT
Attention! Een aantal werkwoorden in het Frans hebben altijd het voorzetsel DE nodig. De werkwoorden en uitdrukkingen die het vaakst voorkomen zijn de volgende. Leer deze uit je hoofd:
  • avoir besoin de quelque chose - iets nodig hebben.
  • avoir envie de quelque chose - zin hebben in 
  • avoir peur de quelqu'un / quelque chose - bang zijn voor iemand/iets
  • parler de quelque chose/ quelqu'un. - praten over iets/ iemand
  • rêver de - dromen van

Slide 5 - Tekstslide

Conseil! Dont is nooit meteen gevolgd door een pv
L'eau dont on a besoin pour survivre. Het water dat wij nodig hebben om te overleven.
Le gâteau dont j'ai envie est dans la vitrine. Het gebak dat ik wil ligt in de vitrine.
L'homme dont j'ai peur. De man waarvoor ik bang ben.

enz.

Slide 6 - Tekstslide

La réponse ... suivra sera très simple à comprendre.
A
qui
B
que
C
qu'
D
dont

Slide 7 - Quizvraag

La monnaie .... il nous rend n'est pas suffisante.
A
qui
B
que
C
qu'
D
dont

Slide 8 - Quizvraag

C'est un client .... prend très souvent le plat du jour.
A
qui
B
que
C
qu'
D
dont

Slide 9 - Quizvraag

Monsieur, il y a une erreur dans le test ... vous avez donné!
A
qui
B
que
C
qu'
D
dont

Slide 10 - Quizvraag

Tu as la recette .... j'ai besoin.
A
qui
B
que
C
qu'
D
dont

Slide 11 - Quizvraag

Combineer de 2 zinnen met een betrekkelijk vnw:
Il y a une manifestation. La manifestation est organisée par Greenpeace.

Slide 12 - Open vraag

Combineer de 2 zinnen met een betrekkelijk vnw:
Tu as le tube de colle. J'ai besoin de ce tube de colle.

Slide 13 - Open vraag

Combineer de 2 zinnen met een betrekkelijk vnw:
Tu parles de ce garçon. Le garçon est très beau.

Slide 14 - Open vraag

Ik snap dit
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll