3Gt H 5 - verkleinwoorden en afkortingen

Terugblik: ik heb de volgende vraag over de les woordenschat; Ironie/ overdrijving...
1 / 10
volgende
Slide 1: Open vraag
Nederlands-MeijerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Terugblik: ik heb de volgende vraag over de les woordenschat; Ironie/ overdrijving...

Slide 1 - Open vraag

Lesdoel
Je kunt verkleinwoorden correct schrijven
Je kunt afkortingen correct schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Je hebt geleerd dat je van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden kunt maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje  achter te zetten:
 hand – handje; 
woning – woninkje; 
pluim – pluimpje; 
broer – broertje;
 ring – ringetje.

Slide 3 - Tekstslide


*Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: 
pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.
* Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: 
blad – blaadje.

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN.
• Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d., i.c.m., m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.
• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Open vraag

schrijf van de volgende woorden de afkorting op. 1. jongstleden 2. met uitzondering van 3. aanstaande. 4. etcetera. 5 in plaats van

Slide 7 - Open vraag

schrijf van de volgende woorden de verkleinwoorden op: 1. pasta, 2. chocola, 3. saté 4. tosti

Slide 8 - Open vraag

huiswerk: vrijdag 17 april
Taalverzorging 1 verkleinwoorden af

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 10 - Tekstslide