Argumenteren

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er af zijn aan het eind van deze periode?

- de toets taalverzorging 
- woordenschat 2F ( alle oefeningen)
- alle onderdelen van lezen die we in de les besproken hebben en waar je tijdens de les aan kon werken
* intensief lezen * kritisch lezen * zoekend lezen * tabellen en diagrammen * husseltaak * gatentekst

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is argumenteren, en wat is een argument?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wil jij iemand overtuigen van jouw mening/standpunt?


Dan kom je natuurlijk met argumenten vóór jouw standpunt, maar het helpt ook als je al aangeeft waarom mensen tegen zouden kunnen zijn. Deze argumenten weerleg je vervolgens om jouw standpunt nóg sterker te maken
* Wat is weerleggen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Objectieve argumenten zijn sterker dan subjectieve argumenten
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

“Ben je tegen Zwarte Piet? Dan ben je geen echte Nederlander! – oh ja, als je voor zwarte Piet bent, dan ben je gewoon een racist!” Je valt dus iemand direct aan op zijn of haar karakter, of plaatst iemand in of buiten een specifieke groep.
Ik vind Kees geen aardige man, want ik mag hem niet zo.

Wat weet je nu?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie....wat vond je van deze les?
A
Te doen
B
Beetje saai...
C
Huh...nu al klaar?
D
Ik wil wel vaker zulke lessen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies