Quiz syndromen

Van het Prader-Willie syndroom is bekend dat
A
Ze vaak een hoog geboortegewicht hebben
B
Leerproblemen op den duur overgaan
C
Het gepaard gaat met ernstige vraatzucht
D
Jonge kinderen vaak een ongelukkige indruk maken
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Van het Prader-Willie syndroom is bekend dat
A
Ze vaak een hoog geboortegewicht hebben
B
Leerproblemen op den duur overgaan
C
Het gepaard gaat met ernstige vraatzucht
D
Jonge kinderen vaak een ongelukkige indruk maken

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij Prader Willi syndroom is er sprake van een combinatie van spierslapte, onbedwingbare eetlust en een aantal uiterlijke kenmerken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een verstandelijke beperking is sprake van duidelijke beperkingen in het ................ en ................... (wat moet er op de puntjes staan)
A
intellectuele functioneren en lichamelijke ontwikkeling
B
communicatieve vaardigheden en aanpassingsvermogen
C
intellectuele functioneren en aanpassingsvermogen
D
lichamelijke ontwikkeling en communicatieve vaardigheden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een postnatale oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal
B
Hersenbeschadiging tijdens de geboorte
C
Een ongeluk na de geboorte

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een prenatale oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal
B
Hersenbeschadiging tijdens de geboorte
C
Een ongeluk na de geboorte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een perinatale oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal
B
Hersenbeschadiging tijdens de geboorte
C
Een ongeluk na de geboorte

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van het Prader-Willie syndroom is bekend dat
A
De cliënten vaak een hoog geboortegewicht hebben
B
Leerproblemen op den duur overgaan
C
Het gepaard gaat met ernstige vraatzucht
D
Jonge kinderen vaak een ongelukkige indruk maken

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk syndroom zijn er 3 i.p.v. 2 chromosomen 21?
Deze kinderen hebben een verstandelijke beperking en vaak hartproblemen
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de onderstaande casus

Rob werkt als begeleider gehandicaptenzorg in een GVT. Een van de cliënten, Mette, eet sinds kort alleen nog maar brood met hagelslag en weigert warm eten. 
De begeleiders hebben Mette uitgelegd dat ze meer voedingsstoffen nodig heeft dan er in brood en hagelslag zitten. Ze blijft echter weigeren. 
Dan besluiten de begeleiders dat het voor haar bestwil nodig is om Mette tot eten te dwingen. Rob gaat met Mette aan tafel zitten en dwingt haar te blijven zitten tot haar bord leeg is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een relatie tussen de cliënt en de begeleider heeft verschillende kenmerken, welke uitspraak is juist over de situatie in de casus?
A
Het probleem van deze situatie is vooral machtsmisbruik en daarmee komt vooral het aangaan van een gelijkwaardige relatie in het geding.
B
Het probleem van deze situatie is vooral machtsmisbruik en daarmee komt vooral de ondersteunende relatie in het geding.
C
Het probleem van deze situatie is vooral onzelfstandigheid en daarmee komt vooral het aangaan van een gelijkwaardige relatie in het geding.
D
Het probleem van deze situatie is vooral onzelfstandigheid en daarmee komt vooral het aangaan van een ondersteunende relatie in het geding

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit syndroom geeft vaak een lichte verstandelijke beperking en kenmerkend is de onbedwingbare eetlust
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de complete benaming van FAS
A
Fataal alcoholsyndroom
B
fanatiek alcohol syndroom
C
form alcohol syndroom
D
foetaal-alcoholsyndroom

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jannie woont in een woongroep voor begeleid wonen. Haar zus komt haar om 14.00 uur met de auto ophalen om kerstavond thuis te vieren. Jannie heeft geleerd dat ze voordat ze de deur uitgaat altijd het volgende moet doen: naar de wc gaan, haar schoenen aandoen, haar jas aandoen en dag zeggen tegen haar medebewoners en begeleider.
Van welk soort ervaren is er sprake bij Madeleine?
A
Lichaamsgebonden
B
Associatief
C
Structurerend
D
Vormgevend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere naam voor syndroom van Down
timer
0:30
A
Fragiele X syndroom
B
Fragiele Y syndroom
C
Trisomie 21
D
Trisomie 31

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er aan de hand bij iemand met het down-syndroom?
A
Persoon heeft een chromosoom te veel
B
Persoon heeft een chromosoom te weinig

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je kunt een baby met FAS niet herkennen wanneer het net geboren is
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Prader Willi syndroom is
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe benader je iemand met het syndroom van down?
A
Heel hard praten
B
Veel oogcontact
C
Rustig praten
D
Veel lichamelijk contact tijdens het praten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vier niveau's heb je bij gehandicaptenzorg (in de juiste volgorde)?
A
Licht, matig, zeer ernstig, passief
B
Licht, matig, passief, actief
C
Zeer ernstig, matig ernstig, ernstig en licht
D
Licht, matig, ernstig, zeer ernstig

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Bij welk syndroom zijn deze uiterlijke kenmerken te zien?
Amandelvormige ogen, rond gezicht, mond staat vaak open, dun haar, korte armen en benen
A
het syndroom van down
B
het rett syndroom
C
prader-willi syndroom
D
het foetaal alcohol syndroom

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autisme houdt in dat iemand
A
Bovenmatig intelligent is
B
Een verstandelijke beperking heeft
C
De hele dag dezelfde dingen wil doen
D
Problemen heeft met sociale interactie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben vaak een negatief zelfbeeld en faalangst. Hoe komt dit?
A
Andere mensen hebben vaak moeite om hen te begrijpen.
B
In de eerste levensjaren zijn er vaak te hoge eisen gesteld, omdat toen nog niet duidelijk was dat er sprake was van een verstandelijke beperking.
C
Ze hebben een beperkte woordenschat, waardoor ze moeite hebben om te zeggen wat ze willen.
D
In de eerste levensjaren zijn er vaak te lage eisen gesteld waardoor ze zich niet goed ontwikkeld hebben.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

14. Bij welk van onderstaande syndromen ligt de oorzaak NIET bij chromosomen?
A
syndroom van down
B
rett syndroom
C
prader-willi syndroom
D
foetaal alcohol syndroom

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk syndroom hoort de volgende omschrijving:
Carmen is 25 jaar en woont in een kleinschalige woonvorm in Den Haag met 24-uursbegeleiding. Ze voelt zich daar goed op haar gemak, omdat het een herkenbare en voorspelbare omgeving is. Het kost veel moeite om het gewicht van Carmen goed te houden. Carmen kan de hele dag eten, er is geen rem
A
Down syndroom
B
syndroom van Prader -Willi
C
Rett-syndroom
D
Angelman-syndroom

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je met een cliënt met een ernstige verstandelijke beperking communiceert, gebruik je altijd eenvoudige taal.

Welke van de volgende zinnen begrijpt de cliënt waarschijnlijk NIET?
A
Wil je nog een kopje thee?
B
Voordat je zo naar bed gaat, help ik je met je pyjama.
C
Je mag Jos niet slaan.
D
Wil je een banaan?

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Froukje snapt bij het zien van een badpak dat ze gaat zwemmen. In welke ervaringsfase zit ze?
A
Lichaamsgebonden ervaringsfase
B
Associatieve ervaringsfase
C
Structurerende ervaringsfase
D
Vormgevende ervaringsfase

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hans kan zelf de materialen opruimen van de gymzaal als je hem deze taak geeft. In welke ervaringsfase zit hij?
A
Lichaamsgebonden ervaringsfase
B
Associatieve ervaringsfase
C
Structurerende ervaringsfase
D
Vormgevende ervaringsfase

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Margreet gaat een zelfverzonnen recept uitproberen. In welke ervaringsfase zit ze?
A
Lichaamsgebonden ervaringsfase
B
Associatieve ervaringsfase
C
Structurerende ervaringsfase
D
Vormgevende ervaringsfase

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mustafa is blij dat de spelbegeleidster komt. De spelbegeleidster heeft een groene tas bij zich. Mustafa kent het woord tas (hij spreekt maar een paar woorden). De spelbegeleidster laat Mustafa kiezen waar hij als eerste mee wil spelen. Daarna kiest zij. Als Mustafa een puzzel moet doen, laat hij de stukjes één voor één op de grond vallen. Mustafa houdt niet van puzzelen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt een kindje met FAS- syndroom geboren?
A
Door te veel drugs gebruikt tijdens de zwangerschap
B
Door te veel koffie tijdens de zwangerschap
C
Door te veel alcohol tijdens de zwangerschap te drinken
D
Hier kan je niks aan doen zo.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een kind met een verstandelijke beperking geboren wordt, is er sprake van een rouwproces. Dit proces wordt wel 'levend verlies' genoemd.

Leg in je eigen woorden uit wat daarmee bedoeld wordt.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Licht verstandelijke beperking
Matig verstandelijke beperking
Ernstig verstandelijke beperking
Ernstig meervoudige beperking
Leren langzaam en moeilijk.
Ontwikkelings leeftijd tussen de 4 en 7 jaar
Zijn vaak bijkomende problemen
Verhoogd risico op gezondheidsproblemen

Slide 32 - Sleepvraag

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

Hoe kan je het beste een persoon met autisme benaderen als hij de taak heeft om de tafel te dekken?

A
Kees, denk je eraan dat het zo tijd is om de tafel te gaan dekken?
B
Zorg je dat de tafel gedekt is als wij gaan eten?
C
Ga nu de tafel dekken.
D
Dek je de tafel?

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies