H5 Steden en Staten tijdsprong

 Steden en Staten.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Steden en Staten.

Slide 1 - Tekstslide

  • Intro nieuw onderwerp
  • Manier van werken: praktische opdracht
  • Uitleg/voorbeelden
  • Zelfstandig werken
  • Afsluitingsvragen in Lessonup

Slide 2 - Tekstslide

  • Tijd van steden en staten
  • 1000-1500
  • Symbool tijdvak
  • Samenleven
  • Met een voorbeeld uitleggen wat er nodig is om goed met andere mensen samen te leven.
  • De tijd van steden en staten benoemen en juist op een tijdbalk plaatsen.
  • Verschillende type samenlevingen benoemen 

Slide 3 - Tekstslide

Manier van werken
Tijdsprong + vier paragrafen
  • per paragraaf een les over de inhoud.
  • per paragraaf een les om de inhoud toe te passen bij de praktische opdracht.

Slide 4 - Tekstslide

Praktische opdracht
Maak je eigen middeleeuwse stad.

Je moet verschillende keuzes maken en die hebben invloed op het succes van je stad. 

Je krijgt inzicht in hoe steden, die er vandaag de dag nog zijn, zijn ontstaan.

Slide 5 - Tekstslide

Praktische opdracht
Telt 2X
In plaats van een toets
Werken in tweetallen 

Boekje moet je goed bewaren en netjes mee omgaan, deze moet je namelijk inleveren. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 9 - Tekstslide

Waar gaat het tijdvak Steden en Staten over denk je?

Slide 10 - Open vraag


Kernbegrip: Samenleven

  • In een stad wonen meer mensen bij elkaar dan op een domein.
  • Meer mensen bij elkaar --> meer mensen die met elkaar moeten samenleven.
  • Dat betekent dat er afspraken gemaakt moeten worden.
  • Dat is niet alleen iets van de tijd van Steden en Staten, maar ook van de tijd van nu. Er moeten afspraken gemaakt worden over waar mensen hun afval laten, wie zorgt dat er wegen worden aangelegd, wie daarvoor betaalt.

Slide 11 - Tekstslide

Samenleven
Hoe doe je dat (goed)?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aan welke regels moet je je houden om goed samen te leven?

Slide 15 - Open vraag

Kenmerk 1: Steden 
  • Domeinen groeiden langzaam uit tot steden 
  • Steeds meer mensen woonden bij elkaar

Slide 16 - Tekstslide

Wat is ook al weer een domein?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerk 2: Staten
  • In de late middeleeuwen wisten een aantal koningen hun macht en grondgebied weer uit te breiden.
  • Er ontstonden een aantal machtige staten
  • Zoals Frankrijk, Engeland en Spanje 

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerk 3: Landbouwstedelijke samenleving

  • De meerderheid van de mensen leefden op het platteland.
  • Maar door de groei van steden verhuisden er ook mensen naar de stad.
  • Die mensen waren geen boeren, maar handelden of waren ambachtslieden, zoals een timmerman, leerlooier of bakker.

Slide 20 - Tekstslide

Kenmerk 4: regels en wetten
  • Omdat veel mensen in een stad samenleefden, moesten er afspraken worden gemaakt. 
  • Steden kregen stadrechten. Steden mochten daarmee zichzelf besturen en zelf regels en wetten maken (de landheer bestuurde dus niet meer).
  • Een kleine groep rijke burgers of edelen bestuurden de stad vaak. De rest had geen inspraak. 

Slide 21 - Tekstslide

  • Wat: Maak de opdrachten van de tijdsprong in het Werkboekje (dus niet de opdrachten van les 1!
  • Hoe: alleen (zacht overleggen mag)
  • Hulp: leerwerkboek en docent
  • Tijd: 10 min.
  • Uitkomst: deze of de volgende les bespreken
  • Klaar? Werk verder in Lesson-up, na deze Lesson-Up kun je verder gaan met de volgende. Je kan deze in Lesson-Up vinden. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor de tijd van Steden en Staten?
A
Oudheid
B
Vroege middeleeuwen
C
Late Middeleeuwen
D
Nieuwe tijd

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer was de tijd van Steden en Staten?
A
500-1000
B
1200-1500
C
800-1600
D
1000-1500

Slide 24 - Quizvraag


Wat is geen kenmerk van de tijd van Steden en Staten?
A
De opkomst van steden
B
Het ontstaan van meer regels en wetten
C
De toename van het aantal boeren
D
De opkomst van staten

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een landbouwsamenleving en een landbouwstedelijke samenleving?

Slide 26 - Open vraag

Waarom past het sleutelbegrip samenleven bij de tijd van Steden en Staten, maar ook de tijd van nu?

Slide 27 - Open vraag