2MH H5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Rekenonderdelen H5

Paragraaf 5.2 en 5.3

Verkoopprijs 

omzet

BTW

Verkoopprijs = ?

1. Inkoopprijs + afzet
2. Inkoopprijs + nettowinst
3. Inkoopprijs + brutowinstopslag
4. afzet + consumentenprijs

Verkoopprijs

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 

Voorbeeld

Sjors besteld tafels bij een groothandel. De inkoopprijs is €100,-. Hij berekent een brutowinst van 25%. 

25% : 100 % = 0.25

0.25 x 100 = €25,-

Verkoopprijs = 100 + 25 = €125

Klaas koopt kaarsen in bij een groothandel. De inkoopprijs is €1.50 per kaars. De brutowinstopslag is 45%.

Bereken zijn verkoopprijs

Omzet = ?

1. Afzet x inkoopprijs
2. Afzet x Verkoopprijs
3. Inkoopprijs x verkoopprijs
4. Verkoopprijs x verkoopopbrengsten

Omzet

Omzet = afzet x verkoopprijs 

afzet = het aantal verkochte producten 

Verkoopprijs = de prijs waar het product voor verkocht wordt

Voorbeeld: Vandaag verkoop Kay 450 broodjes voor €1.35 per broodje. 

Afzet = 450

Verkoopprijs = 1.35

Omzet = 450 x 1.35 = €607,50

vandaag verkoop je 350 broodje tegen een prijs van €1.25.
Bereken de omzet

BTW staat voor ...?

1. Bruto toegevoegde waarde
2. Belangen toegevoegde waarde
3. Bruto toegevende waarde
4. Belasting toegevoegde waarde

BTW

Belasting toegevoegde waarde = BTW

Als je belasting via een winkelier aan de overheid betaalt, noem je dit indirecte belasting 

Btw betaal de consument en dat wordt afgedragen aan de overheid

Consumentenprijs

Consumentenprijs = verkoopprijs + btw

Voorbeeld: 

iemand koopt een shirt in voor €35,- (excl.). Het btw percentage is 21%. 

21: 100 = 0.21 

0.21 x 35 = 7.35

€35 + €7.35 = €42,35

Jan koopt broeken in voor €20 (excl.). het btw percentage is 21%.
Bereken de consumentenprijs

Wat vond je van deze extra rekenles?
heb je nog vragen?
of opmerkingen