(4) aan elkaar of los

Aan elkaar of los?


Spelling KWT Les 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los?


Spelling KWT Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Hoe zat het ook alweer met..
  2. Aan elkaar of los?
  3. LessonUP.app
  4. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met...

Slide 3 - Tekstslide

Noteer de samenstelling van:
hond + hok

Slide 4 - Open vraag

Noteer de samenstelling van:
groente+soep

Slide 5 - Open vraag

Noteer de samenstelling van:
tomaat+soep

Slide 6 - Open vraag

Noteer de samenstelling van:
beer+sterk

Slide 7 - Open vraag

Noteer de namen met op de juiste plek hoofletters:
esmee van der broek
mevrouw van der velde
danielle de boer

Slide 8 - Open vraag

Aan elkaar of los?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
onderzeeer
B
onderzee-er
C
onderzeeër

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fotoonderschrift
B
foto-onderschrift
C
fotoönderschrift

Slide 13 - Quizvraag

Tot 1 december kun je je___ voor de schaatswedstrijd.
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 14 - Quizvraag

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 15 - Quizvraag

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
geirriteerd
B
ge-irriteerd
C
geïrriteerd

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 18 - Tekstslide

Ik heb het lesdoel bereikt: ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los moet schrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Samenstellingen van twee of meer woorden schrijf je in het Nederlands aan elkaar. Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.
Dus minimuminkomen, politieacademie, televisietoestel, koffiezetapparaat, kortetermijngeheugen, nietszeggend, trompetsolo, alcoholhoudend en viersterrenhotel.
Getallen tot duizend en en samenstellingen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar: tweeënzestig, zeshonderd, twaalfduizend
Voornaamwoordelijke bijwoorden schrijf je aan elkaar: ervoor, daarnaast, erachter en hierbinnen.
De woorden te()kort, te()veel en te()goed
Je schrijft ze als bijvoeglijk naamwoord los. Ze betekenen dan korter/meer/beter dan gewenst.
Als zelfstandig naamwoord schrijf je deze woorden aan elkaar. Zij hebben dan niet meer hun letterlijke betekenis:
het tekort = ‘wat er niet of te weinig is’
het teveel = ‘meer dan nodig is’
het tegoed = ‘nog te ontvangen ‘





 Wat is een samenstelling?
 



  • Het is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.
Voorbeelden
  • minimuminkomen
  • politieacademie
  • televisietoestel
  • koffiezetapparaat
  • kortetermijngeheugen
  • nietszeggend
  • trompetsolo
  • alcoholhoudend
  • viersterrenhotel

Slide 20 - Tekstslide

Getallen en voornaamwoordelijke bijwoorden 
Getallen tot duizend en en samenstellingen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar. 



  • tweeënzestig
  • zeshonderd 
  • twaalfduizend
Voorbeelden
Voornaamwoordelijke bijwoorden schrijf je aan elkaar. 
Voorbeelden
  • ervoor
  • daarnaast
  • erachter
  •  hierbinnen

Slide 21 - Tekstslide

Aan elkaar of los geschreven? 'Snel keek ze er.... in.'
A
erin
B
er in

Slide 22 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 23 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Twee krenten bollen
B
Tweekrentenbollen
C
Twee krentenbollen

Slide 24 - Quizvraag

Aan elkaar of los geschreven? 'Natuurlijk, wist zij er....van.'
A
er van
B
ervan

Slide 25 - Quizvraag

Vooruitblik


Week 46 (5)
Week 47 (6)
Week 48 (7)
Week 49 (8)
Week 50 (9)
Week 51 (10)
Week 52
Week 1
Week 2 (11)
Week 3 (12)
Week 4 (13)
Week 5 (14)

 
tekens bij letters (trema, liggend streepje en apostrof)
diakritische teken & getallen schrijven
zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
de trappen van vergelijking
klinkers en medeklinkers
persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
kerstvakantie
kerstvakantie
pvvt zwakke werkwoorden
pvvt sterke werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord
indirecte directe reden
Week 6 (15)

deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 27 - Tekstslide